mber aan, "ik heb mij toevallig
gewond; zoo moet gij tot allen zeggen en niet meer daarvan spreken. Het
is te dom!"
Zonder hem een antwoord te geven, boog Warja zich over hem heen en
zag hem verheugd in het gelaat. Zijn oogen stonden helder en zonder
teeken van koorts; maar zij hadden een sombere uitdrukking.
"Nu Goddank!" zeide zij, "hebt ge geen pijn meer?"
"Hier nog een weinig." Hij wees op zijn borst.
"Wacht een oogenblik; ik zal u verbinden."
Hij drukte zwijgend de breede kaken opeen en zag haar aan, terwijl zij
hem verbond. Toen zij daarmede gereed was, zeide hij: "Ik phantaseer
niet. Zorg er voor, dat men niets anders van mij zegt, dan dat ik
mij toevallig verwond heb."
"Niemand spreekt daarover. Maar ik hoop, dat je niet weer toevallig
op je zelf schieten zult."
"Ik zal het wel niet weer doen; maar beter was het!" En hij lachte
somber.
In weerwil van deze woorden en van dit lachen, waardoor Warja zeer
verschrikt was, gevoelde hij toch, toen de ontsteking had opgehouden en
de genezing begonnen was, dat hij zich van een deels zijns kommers had
ontlast; alsof hij zich door deze daad van de schande en vernedering,
die hem te voren drukten, rein gewasschen had. Hij kon nu weer met
kalmte aan Alexei Alexandrowitsch denken; hij erkende diens groote
edelmoedigheid zonder zich daardoor vernederd te gevoelen. Buitendien
kwam hij ook nu weer in het oude vaarvater zijns levens. Hij zag de
mogelijkheid om de menschen weder zonder gevoel van schaamte in de
oogen te kunnen zien en kon zich weer door zijn voormalige gewoonten
laten leiden. Slechts een gevoel kon hij, ofschoon hij het voortdurend
bestreed, niet uit zijn hart rukken: een aan wanhoop grenzend leedwezen
_haar_ voor immer in het verderf te hebben gestort. Dat hij zich nu,
nadat hij zijn schuld had gedelgd, geheel van haar losmaken en zich
niet meer tusschen haar en haar echtgenoot dringen zou, stond bij hem
vast; maar hij kon toch het leedwezen over haar verlies niet uit zijn
hart rukken, hij kon de herinnering niet bannen aan de oogenblikken
van geluk, die hij bij haar had genoten, die hij toen te weinig had
weten te waardeeren en die hem nu met hun bekoorlijkheid in zijn
verbeelding vervolgden.
Serpuchowsky bewerkte voor hem een verplaatsing naar Taschkent en
Wronsky was zonder wankelen aanstonds bereid daaraan te voldoen. Maar
hoe meer het oogenblik van vertrek naderde, des te zwaarder scheen
hem het offer, dat hij meende aan zijn plicht te m
|