chheid, tegen zich zelf, tegen Kitty, snelde hij naar haar woning.
Hij trof haar aan bij een groote kist, bezig om met de kamenier
japonnen van allerlei kleuren uit te spreiden op de vloer en op de
ruggen der stoelen.
"Hoe?" riep zij met een van blijdschap stralend gelaat uit, toen zij
hem zag. "Jij hier, jij zelf? Dat had ik niet gedacht. Ik ben bezig
mijn meisjescostumes te verdeelen."
"Ah, dat is goed!" antwoordde hij, de kamenier met een somberen
blik aanziende.
"Ga nu maar, Douniascha, ik zal je roepen," zeide Kitty; en dadelijk
toen zij was heengegaan, vroeg zij: "Wat is er?"--Zij was getroffen
en verschrikt door het ontdaan uitzicht van haar bruidegom.
"Kitty, ik word gepijnigd!" zeide hij op wanhopigen toon en bleef
met een smeekende houding om in haar oogen te lezen, voor haar staan.
Deze heldere oogen, vol liefde hem aanziende, bewezen hem dadelijk,
hoe ongegrond zijn vrees was, maar hij gevoelde een onweerstaanbare
behoefte om gerustgesteld te worden.
"Ik ben gekomen om u te zeggen, dat het nog niet te laat is, dat
alles nog kan worden hersteld."
"Wat? Ik begrijp je niet. Wat bedoel je?"
"Ik ... zooals ik honderdmaal dacht en zeide ... ik ben u niet
waardig. Ge hebt eerst niet kunnen toestemmen mij te trouwen. Bedenk
dat wel. Gij bedriegt u misschien. Denk er goed over. Ge kunt mij
niet beminnen ... Indien ... ge moet het liever bekennen ...." ging
hij voort, zonder haar aan te zien. "Ik zal ongelukkig zijn, maar dat
komt er niet op aan; je moet zeggen wat je wenscht; alles is beter
dan duurzame rampzaligheid! Nu, nu het nog tijd is...."
"Ik begrijp je niet," antwoordde zij hem verschrikt aanziende;
"wat wilt ge? Terugtrekken, afbreken?"
"Ja, indien je me niet bemint."
"Je raaskalt!" riep zij uit, blozende van opkomende drift. Maar op
het zien van zijn bedroefd gelaat verdween haar toorn, en de japonnen,
die de stoelen bedekten, wegstootend, kwam zij dicht bij hem.
"Waar denk je aan? Zeg mij alles."
"Ik denk, dat je mij niet kunt beminnen. Waarom zoudt ge mij beminnen?"
"Mijn God! wat zal ik er aan doen?" zeide zij en brak in tranen uit.
"Wat heb ik gedaan!" riep hij dadelijk, en zich voor haar op de knieen
werpend, bedekte hij haar handen met kussen.
Toen de vorstin vijf minuten later de kamer binnentrad, waren
zij geheel verzoend. Kitty had haar bruidegom van haar liefde
overtuigd. Zij had hem uitgelegd, dat zij hem beminde, omdat zij hem
volkomen begreep, omdat zij wis
|