"Is dat alles wel werkelijkheid?" dacht Lewin, wierp van ter zijde
een blik op zijn bruid en bemerkte aan de beweging harer lippen en
aan haar oogwimpers, dat zij zijn blik gevoelde. Zij hief het hoofd
niet op, maar hij hoorde een onderdrukten zucht en zag haar in een
langen handschoen gestoken hand beven, terwijl zij de kaars vasthield.
Alles verdween plotseling uit zijn herinnering: zijn te late komst,
de ontevredenheid zijner vrienden, de dwaze geschiedenis van het
overhemd; hij gevoelde niets dan een aandoening van schrik en vreugde.
De aartsdiaken in dalmatica van zilverlaken, een schoon man, met
het haar in tweeen gescheiden, naderde hen, nam met een vlugge,
gemakkelijke beweging de stool op en bleef voor den priester staan.
"Heer, schenk ons Uwen zegen!" sprak hij langzaam, en de woorden
klonken plechtig door de ruimte.
"Dat de Heer u zegene nu en in alle eeuwigheid," antwoordde de oude
priester met een zachte en musicale stem, terwijl hij voortging in
het boek te bladeren.
En het antwoord, door het onzichtbaar koor gezongen, vulde de kerk met
een omvangrijken en vollen toon, die sterker werd, toen een oogenblik
ophield en eindelijk zacht wegstierf.
Men bad, als gewoonlijk, voor de eeuwige rust en het heil der zielen,
voor de synode en den czaar, vervolgens ook voor Gods dienstknecht
en dienstmaagd, Constantijn en Catharina.
"Laat ons God bidden om hun Zijn liefde, Zijn vrede en Zijn hulp te
schenken," scheen de geheele menigte door de stem van den aartsdiaken
te zeggen.
Lewin hoorde deze woorden en was er door getroffen.
"Hoe hebben zij begrepen, dat datgene, waaraan ik juist behoefte heb,
hulp is, ja hulp? Wat weet ik wat kan ik zonder hulp?" dacht hij en
herinnerde zich zijn twijfelingen en de nog onlangs gevoelde onrust
en ontroering.
Toen de diaken had geeindigd, wendde de priester zich tot het
huwelijkspaar met een boek in de hand:
"Allerhoogste God, die door een onverbreekbaren band hen vereenigt,
die gescheiden waren, zegen Uw dienstknecht Constantijn en Uw
dienstmaagd Catharina en stort Uw weldaden over hen uit. In den naam
des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, nu en altijd tot in
alle eeuwigheid...."
"Amen," zong het onzichtbare koor.
"Die door een onverbreekbaren band hen vereenigt, die gescheiden
waren!" Wat beantwoordden deze diepzinnige woorden aan hetgeen men op
dit oogenblik gevoelt!--"Zou zij ze begrijpen zooals ik?" dacht Lewin.
Uit de beteekenis van
|