oorbij, Darja Dimitriewna," antwoordde hij en zijn
gelaat drukte een plotselinge droefheid uit.
Stipan Arkadiewitsch deelde zijn schoonzuster een woordspeling op de
echtscheiding mede.
"Men moest haar krans terechtzetten," antwoordde zij zonder te
luisteren.
"Hoe jammer, dat zij er minder goed dan anders uitziet, zeide
mevrouw Lwof.
"Maar met dat al kan hij toch in haar schaduw niet staan, niet waar?"
"Ik ben het niet met u eens, hij bevalt mij zeer, en niet slechts als
schoonbroeder," antwoordde mevrouw Lwof. "Wat heeft hij een goede
houding! Het is in zulk een geval zoo moeielijk niet belachelijk
te zijn. Hij is niet belachelijk en niet stijf, men ziet, dat hij
bewogen is."
"Hadt je dat huwelijk verwacht?"
"Zoo wat. Hij heeft haar altijd bemind."
"Nu, wij zullen zien, wie van beiden het eerst den voet op het tapijt
zet. Ik heb Kitty aangeraden het 't eerst te doen."
"Dat zou nutteloos zijn," antwoordde mevrouw Lwof, "in onze familie
zijn wij onderworpen aan onze mannen."
"Ik heb er met voordacht den voet haastig opgezet en jij, Dolly?"
Dolly hoorde hem aan zonder te antwoorden; zij was bewogen, tranen
vulden haar oogen en zij zou niet hebben kunnen spreken zonder te
weenen. Zich verheugende in het geluk van Kitty en Lewin, keerde
zij in haar gedachten terug naar haar eigen trouwdag en, een blik
werpende op den schitterenden Stipan Arkadiewitsch, vergat zij de
werkelijkheid en herinnerde zich slechts haar eerste, onschuldige
liefde. Zij dacht ook aan andere vrouwen, haar vriendinnen, die zij
zich in dat eenig en plechtig uur van haar leven herinnerde, waarin
zij met blijdschap haar verleden leven vaarwel gezegd en met hoop en
vrees in het hart een geheimzinnige toekomst aanvaard hadden. Onder het
getal der gehuwden zag zij terug op haar geliefde Anna, wier plannen
tot echtscheiding zij zooeven had vernomen; zij had ook haar gezien,
bedekt met een witten sluier, rein en onschuldig, als Kitty onder haar
krans van oranjebloemen. En nu? "Het is verschrikkelijk!" mompelde zij.
De zusters en de vriendinnen waren niet de eenigen, die met
belangstelling de bizonderheden der plechtigheid volgden; er waren
vreemde toeschouwsters, die den adem inhielden om geen enkele beweging
van het huwelijkspaar te verliezen, en wrevelig antwoordden op de
aardigheden en laffe gezegden der mannen en deze somwijlen zelfs niet
eens hoorden.
"Waarom is zij zoo ontroerd? Trouwt zij tegen haar zin?"
"Tegen haar zin?
|