dig. De vorstin was
verontwaardigd Lewin onverschillig te zien voor al deze belangen;
als altijd half dwaas, ging hij voort zijn geluk en zijn persoon te
beschouwen als het middelpunt, het eenige doel der schepping; om zijn
zaken bekommerde hij zich niet, hij liet ze over aan de zorg zijner
vrienden, overtuigd, dat zij alles ten beste zouden schikken. Zijn
broeder Sergej, Stipan Arkadiewitsch en de vorstin leidden hem geheel;
hij vergenoegde zich met goed te keuren, wat men hem voorsloeg.
Zijn broeder leende het geld, dat hij noodig had; de vorstin raadde
hem aan Moskou na de bruiloft te verlaten, Stipan Arkadiewitsch was
van gevoelen, dat een reis in den vreemde gepast zou zijn. Hij stemde
alles toe.
"Beveelt wat u goeddunkt," dacht hij, "ik ben gelukkig, en wat gij
ook beschikt, mijn geluk zal er niet meer of niet minder door zijn."
Maar toen hij Stipans idee aan Kitty mededeelde, hoorde hij met
verwondering, dat zij dit ontwerp niet goedkeurde en dat zij voor
de toekomst wel bepaalde plannen had. Zij wist, dat Lewin te huis
op zijn goederen ernstige belangen had, en deze belangen, die zij
niet begreep of trachtte te begrijpen, schenen haar zeer gewichtig
te zijn; ook wenschte zij geen reis in het buitenland, maar gaf
er de voorkeur aan zich dadelijk in hun werkelijke woonplaats te
installeeren. Deze zeer bepaalde beslissing verraste Lewin, en als
altijd onverschillig voor de details, verzocht hij Stipan, met den
smaak, die hem kenmerkte, het toezicht te houden over de verfraaiing
van zijn huis op Pokrowka. Dat was juist een kolfje naar zijn hand.
"A propos," zeide Stipan eens, nadat hij buiten alles had geregeld,
"heb je het attest van de biecht?"
"Neen, waarom?"
"Zonder dat kan men niet trouwen."
"Ai, Ai!" riep Lewin uit, "denk eens: in negen jaren heb ik niet
gebiecht! Ik heb er zelfs niet aan gedacht!"
"Dat is wat moois," zeide Stipan lachend; "en jij bejegent mij als een
nihilist! Maar dat kan zoo niet gaan. Je moet je godsdienstplichten
vervullen."
"Wanneer? Wij hebben maar vier dagen meer!"
Stipan schikte deze zaak gelijk de andere, en Lewin begon zijn
godsdienstplichten te vervullen. Zelf ongeloovige, eerbiedigde hij
toch de overtuiging van anderen, en vond het hard tegenwoordig te zijn
bij en deel te nemen aan godsdienstplechtigheden, waaraan hij niet
geloofde. In zijn teedere en sentimenteele gemoedsstemming, waarin hij
nu verkeerde, was hem de dwang om te veinzen zeer hatelijk. Hoe! s
|