"Wacht met het aantrekken van uw handschoenen, vorstin, tot ik uw
handje gekust heb. Ik ben, wat de invoering van verouderde modes
betreft, voor niets meer dankbaar dan voor den handkus!" Hij kustte
haar hand: "Wanneer zullen we elkander weerzien?"
"Ge zijt dien niet waard," antwoordde zij lachend.
"Pardon, ik ben dien zeer waard, want ik ben nu de ernstigste mensch
van de wereld geworden. Niet slechts voor mijn eigen, ook voor anderer
familiebelangen zorg ik," zeide hij met een ernstig gezicht.
"Ach, dat verheugt mij zeer," antwoordde Betsy, die dadelijk begreep,
dat hij van Anna sprak. En met hem in de zaal terugkeerend, namen zij
plaats in een hoek.--"Hij brengt haar nog om het leven," zeide zij
fluisterend en veelbeteekenend. "Het is ondragelijk, ondragelijk ..."
"Het verheugt mij bij u deze deelneming te vinden," zeide Stipan en
schudde het hoofd met een ernstige, treurige uitdrukking: "In die
zaak ligt ook de reden mijner aanwezigheid hier in Petersburg."
"De geheele stad spreekt er van," antwoordde zij. "Het is een
ondragelijke toestand. Zij vergaat er onder. Hij begrijpt niet, dat
zij een vrouw is, die met haar gevoelens geen scherts drijft. Slechts
een van beide is mogelijk: zij ontvluchten, of hij moet zich van haar
laten scheiden. Maar zoo gaat zij te gronde."
"Ja, ja, zoo is het!" zeide Oblonsky met een zwaren zucht. "Deswege
ben ik ook gekomen, dat wil zeggen, eigenlijk niet deswege.... Men
heeft mij tot kamerheer benoemd, en ik moest hiervoor mijn dank gaan
betuigen. Maar bij deze gelegenheid hoop ik ook dit te arrangeeren."
"Nu, God moge u helpen!" wenschte Betsy.
Hij deed de vorstin uitgeleide tot in den gang en nadat hij haar den
pols had gekust en haar zooveel dubbelzinnigen onzin had voorgebabbeld,
dat zij niet wist, of zij daarvoor lachen of zich ergeren moest, ging
hij naar zijn zuster. Hij vond haar badend in tranen. In weerwil van
zijne uitgelaten stemming, viel hij toch dadelijk in den deelnemenden,
ietwat poetischen toon, die bij haar gemoedstoestand paste. Hij vroeg
eerst, hoe het haar ging en hoe zij den morgen had doorgebracht.
"Zeer, zeer slecht; niet slechts den morgen, den geheelen dag en alle
verloopen en toekomende dagen."
"Het schijnt mij toe, dat ge u al te veel aan uw droefheid
overgeeft. Men moet het hoofd opheffen, de wereld beschouwen zooals
zij is. Ik weet, het is zwaar, maar ..."
"Ik heb wel eens gehoord, dat vrouwen haar mannen, die misdadig zijn,
daarom
|