j reeds te
laat kwam.
Met een gevoel van afmatting en onfrischheid, dat men altijd van
een in een wagen doorgebrachten nacht medebrengt, kwam Karenin in de
droschke, die hem van het station de stad inbracht, voor zijn woning
aan. De portier opende de deur, nog voor Karenin gescheld had. Petrow,
de portier, zag er wonderlijk uit; hij droeg een ouden jas, geen
halsdoek, en liep op pantoffels!
"Hoe gaat het met de barina?"
"Goddank! gisteren gelukkig bevallen."
Alexei Alexandrowitsch bleef staan en verbleekte. Het werd hem
plotseling duidelijk, hoezeer hij op haar dood had gehoopt.
"En hoe bevindt zich de barina?"
Karnej kwam met een morgensloofje voor de trap afloopen.
"Zeer erg! Gisteren is consult gehouden en op dit oogenblik is er
de dokter."
"Neem mijn goed!" zeide Karenin. Bij het bericht, dat er nog uitzicht
op haar dood bestond, gevoelde hij een soort van verlichting en ging
de voorkamer binnen.
Aan den standaard hing een officiersmantel. Karenin bemerkte hem
dadelijk en vroeg: "Wie is daar binnen?"
"De dokter, de baker en graaf Wronsky."
"Ik wil alles verdragen, als het maar een einde neemt," dacht Karenin
en ging door naar de binnenkamers. In het salon was niemand. Uit
Anna's kamer kwam op het geluid zijner schreden de baker met een
muts met lila linten op te voorschijn. Met de gemeenzaamheid, die
de nabijheid van den dood verleent, ging zij op den huisheer toe,
nam zijn hand en leidde hem het kabinet binnen.
"Goddank, dat u er is! Zij spreekt altijd van u."
"Breng toch dadelijk ijs," hoorde hij in de slaapkamer den dokter op
bevelenden toon zeggen.
Aan Anna's schrijftafel zat Wronsky op een lagen stoel; hij had
het gelaat met de handen bedekt en weende. Toen hij de stem van den
dokter hoorde, sprong hij op, nam de handen van voor het diep verslagen
gelaat en zag Alexei Alexandrowitsch voor zich. Hij werd zoo verlegen,
dat hij zich weer nederzette en het hoofd voorover boog, alsof hij
gaarne zou verdwijnen. Maar spoedig herstelde hij zich en zeide:
"Zij sterft. De dokters geven geen hoop. Ik ben in uw macht, maar
sta mij toe hier te blijven.... Overigens zooals u zult bevelen...."
Toen Alexandrowitsch Wronsky's tranen zag, overviel hem weer die
ontroering, die het lijden van anderen steeds bij hem verwekte;
hij wendde zijn gelaat af en ging haastig naar de deur der slaapkamer.
Uit deze werd nu Anna's stem gehoord. Deze klonk blijmoedig en zij
sprak duidelijk en met nadruk. Al
|