lfde ... Maar in mij zit
een andere, die ik vrees ... En die heeft gindschen liefgekregen en
wilde u haten, maar ik kon u niet vergeten, die vroeger waart. Die
andere ben ik niet. Nu ben ik de rechte. En nu sterf ik, ik weet, dat
ik sterven zal; vraag het hem. En nu voel ik ook het gewicht aan mijn
handen, voeten en vingers. De vingers zijn zoo groot--kolossaal! Maar
dat eindigt spoedig ... Slechts eene zaak behoef ik nog. Gij moet mij
vergeven, volkomen vergeven. Ik ben zeer slecht, maar de verpleegster
heeft mij verhaald van de heilige zondares, hoe heet zij ook? die
was nog slechter geweest. En dan ga ik naar Rome, daar is een groote
woestijn, daar zal ik niemand hinderen, en neem Serescha en het
kleine meisje mede ... Neen, ik weet, gij kunt mij niet vergeven,
zoo iets kan men niet vergeven ... Neen, neen, ga heen! Gij zijt
te goed!"--Met een harer gloeiende handen hield zij zijn hand vast,
met de andere stiet zij hem van zich.
Karenins ontroering werd hoe langer hoe grooter, zoodat hij eindelijk
ophield daartegen te strijden. Een eigenaardige zielstoestand maakte
zich van hem meester; een blijde geestdrift voor liefde en christelijke
vergeving zijner vijanden. Hij viel op de knieen, legde zijn hoofd op
haar arm, die door haar kleeding heen als vuur gloeide, en snikte als
een kind. Zij omvatte zijn reeds kaal wordend hoofd, drong zich nader
naar hem toe en hief, als in uitdagenden trots, haar boven naar boven.
"Daar is hij! Ik wist het immers wel! Nu vaartwel, vaart allen wel! Gij
zijt weer hier? Waarom gaat gij niet?... Neem toch dezen pels weg!"
De dokter nam haar handen, legde ze voorzichtig op het kussen en
bedekte haar schouders. Zij legde zich gewillig achterover en zag
met schitterende oogen voor zich uit.
"Vergeet niet, dat ik niets behoef als uw vergiffenis; meer verlang
ik niet.... Maar waarom komt hij niet?" vroeg zij en richtte haar
blik naar Wronsky. "Kom hier, kom, geef hem de hand."
Wronsky ging naar het bed en bedekte zijn gelaat met de handen.
"Laat uw gezicht vrij--zie hem aan. Hij is een heilige!" zeide
zij. "Laat toch uw gezicht vrij!" herhaalde zij geergerd. "Alexei
Alexandrowitsch, neem hem de handen van het gelaat. Ik wil hem zien."
Alexei Alexandrowitsch nam Wronsky's handen van diens gelaat. Smart
en schaamte hadden het verschrikkelijk verwrongen.
"Geef hem de hand. Vergeef hem."
Karenin reikte hem de hand en kon de tranen niet weerhouden, die zijn
oogen verduisterden.
|