dat er nog een andere, grover en sterker macht was, die zijn
lot bestuurde en dat deze hem de ootmoedige zielerust, die hij zocht,
niet gunnen zoude. Hij besefte, dat allen hem vragend en verbaasd
aanzagen, omdat zij hem niet begrepen, en dat zij de een of andere
handeling van hem verwachtten. Maar vooral besefte hij het onware en
onnatuurlijke van zijn verhouding tot zijn vrouw.
Toen de weekhartigheid, die het naderen van Anna's dood had verwekt,
verdwenen was, bemerkte Alexei Alexandrowitsch, dat zij hem schuwde,
dat hij haar lastig was en dat zij hem niet in de oogen kon zien. Alsof
zij hem iets zeggen wilde, waartoe zij niet vermocht te besluiten en
alsof zij vermoedde, dat hun tegenwoordige verhouding zoo niet kon
voortduren, verwachtte ook zij iets van hem.
Tegen het einde van Februari werd het jongste kind ziek, dat naar zijn
moeder "Anna" was gedoopt. Karenin was 's morgens vroegtijdig in de
kinderkamer geweest en nadat hij had bevolen om den dokter te zenden,
was hij naar het ministerie gegaan. Eerst om vier uur keerde hij naar
huis terug. In de voorkamer trof hij een opgeschikten bediende aan
met gouden tressen en een kraag van berenvel, die over een witten
met Amerikaansch hondevel gevoerden mantel lag.
"Wie is daar?" vroeg Karenin.
"Vorstin Elizabeth Fedorowna Twerskaja." antwoordde de bediende met
een snert van glimlach, die Karenin niet beviel.
Het bezoek der vorstin, van wie hij volstrekt niet hield, was hem
onaangenaam en hij begaf zich daarom naar de kamers der kinderen.
In de eerste kamer lag Serescha over de tafel gebogen en teekende onder
vroolijk gebabbel. De Engelsche gouvernante, die met een handwerkje
naast hem zat, stond bij Karenins binnentreden op.
Alexei Alexandrowitsch streek met de hand over het haar van zijn zoon
en vroeg, wat de dokter van de kleine baby gezegd had.
"De dokter zegt, dat het niets gevaarlijks is en heeft alleen baden
voorgeschreven, sir."
"Ja, maar haar scheelt toch wat," en hij luisterde naar het krijten
van het kind in de aangrenzende kamer.
"Ik geloof, dat de minne niet deugt," zeide de Engelsche beslist.
"Waarom denkt u dat?" vroeg hij en bleef staan.
"Zij is ook bij gravin Pohl geweest, sir. Men dokterde steeds met
het kind, en eindelijk bleek het, dat de minne geen voedsel had."
Karenin dacht na. Toen ging hij de andere kamer in. Het kind
lag achterover op de armen der minne, rekte zich uit en wilde de
aangeboden borst niet nemen. Het sch
|