"Goddank!" zeide zij: "Nu is alles in orde. Leg mij nog een weinig de
voeten terecht. Zoo, zoo is het goed. Hoe smakeloos zijn deze bloemen
geweven! Zij gelijken in 't geheel niet op vergeet-mij-nietjes!" sprak
zij en liet haar blik over het vloerkleed gaan. "Mijn God! mijn
God! wanneer neemt dit een einde? Geef mij morphine, dokter, geef
ze mij. O mijn God, mijn God!" En van pijn krimpend woelde zij door
het bed.
XII.
De dokters hadden Anna's ziekte voor een kraamvrouwenkoorts
verklaard, die in honderd gevallen negen en negentig maal met
den dood eindigde. Den geheelen dag lag zij in koorts, delirium of
bewusteloosheid. Tegen middernacht lag de zieke bewusteloos en bijna
zonder dat men kon bespeuren, dat het hart nog sloeg. Men verwachtte
elk oogenblik haar einde.
Wronsky was naar huis gereden, maar kwam vroeg in den morgen weer om
naar Anna's toestand te vernemen. Karenin ontmoette hem in de voorkamer
en zeide: "Blijf. Wellicht vraagt zij naar u." Daarop bracht hij zelf
hem naar het boudoir zijner vrouw.
Tegen den morgen begon zij weer zeer opgewonden te worden, haar
gedachten en woorden overstroomden elkander en dan zonk zij weer
in bewusteloosheid terug. Den derden dag herhaalden zich dezelfde
verschijnselen, en de dokters verklaarden nu, dat er hoop op herstel
bestond.
Dien dag kwam Alexei Alexandrowitsch in Anna's boudoir, trad op Wronsky
toe en na de deur gesloten te hebben ging hij tegenover hem zitten.
"Alexei Alexandrowitsch," zeide Wronsky, die zag, dat het
nu tot een verklaring zou komen, "ik kan niet spreken en niets
begrijpen. Verschoon mij. Hoe zwaar het u ook vallen mag, geloof mij,
dat ik nog verschrikkelijker lijd."
Hij wilde opstaan. Maar Karenin greep zijn hand en zeide: "Wat ik u
bidden mag, hoor mij aan. Het is noodzakelijk. Ik moet u de gevoelens
verklaren, die mij nu leiden en die mij in de toekomst leiden zullen. U
moet ten mijnen opzichte niet in dwaling vervallen. U weet, dat ik tot
echtscheiding was besloten en deze zaak reeds had ingeleid. Ik wil u
niet verbergen, dat ik wankelde en mij zeer kwelde; ik beken, dat ik
daarbij in de eerste plaats door den wensch geleid werd mij op u en op
haar te wreken." Hij zag Wronsky openhartig en welwillend aan. "Toen
ik dat telegram ontving, ging ik met dezelfde gevoelens hierheen,
ja ik wil nog meer zeggen: ik wenschte zelfs haar dood. Maar ..." Hij
zweeg een oogenblik, overleggende, of hij hem al zijn gevoelens zou
openleggen
|