uiloft."
"Nu, mijn lieve Lewin, dat is onzin."
"Nu, dan de volgende week."
"Hij is als waanzinnig!"
"Waarom toch?"
"Mijn lieve hemel!" zeide de moeder vroolijk lachend om zijn haast:
"En het uitzet?"
"Moet er dan werkelijk een uitzet en al dat andere zijn?" dacht Lewin
ontsteld. "Waarom zou dat alles mijn geluk bederven?" Hij zag Kitty
aan en zag dat de gedachte aan het uitzet haar niet het minst had
beleedigd. "Dan moet het wel zoo zijn!" dacht hij.
Nadat de ouders hen hadden verlaten, naderde hij zijn bruid en greep
haar hand. Hij was nu weer tot zich zelf gekomen en kon weer spreken
en hij moest haar zooveel zeggen. Maar hij zeide altijd iets anders,
dan noodig was.
"Ik wist, dat het zoo zou komen. Ik waagde nooit te hopen, maar
innerlijk was ik er toch van overtuigd," zeide hij. "Ik geloof,
dat het was voorbeschikt."
"En ik," zeide zij, "reeds toen...." Zij stokte, maar hem met haar
oprechte oogen vastberaden aanziende, ging zij voort: "Ja toen reeds,
toen ik mijn geluk van mij stiet, heb ik slechts u alleen lief gehad,
maar ik was verblind. Ik moet het uitspreken: kunt ge dat vergeten?"
"Wellicht strekte het tot ons best. Ook gij moet mij veel vergeven. Ik
moet u zeggen...."
Hij was dadelijk besloten haar twee dingen te bekennen, namelijk dat
hij niet zoo zedelijk rein was als zij, en dat hij in godsdienstig
opzicht niet geloovig was. Dat was onaangenaam, maar hij achtte het
zijn plicht haar zoowel het eene als het andere dadelijk te biechten.
Hun gesprek werd door mademoiselle Linon gestoord, die met een
overdreven vriendelijke, maar ook hartelijke, lachende uitdrukking in
het gelaat, haar lievelingsleerlinge kwam gelukwenschen. Toen kwamen de
aanverwanten en daarop begon die gelukkige en woelige drukte, waarvan
Lewin voor den dag der bruiloft niet weer bevrijd zou worden. Deze
drukte verveelde hem somwijlen, maar het gevoel van zijn geluk werd
bij hem steeds levendiger. Hij had gedacht, dat zijn verloving niets
gemeen zou hebben met die van anderen, maar eindelijk deed hij toch
slechts hetzelfde, wat anderen deden.
"Maar nu zouden we bonbons kunnen eten," had mademoiselle Linon gezegd,
en Lewin reed weg en ging bonbons koopen.
"Ik verheug me bizonder!" zeide een goede kennis. "Ik raad je aan de
bouquetten bij Fomin te koopen."
"Zoo? Is dat noodig?" En hij reed naar Fomin.
Zijn broeder zeide: "Gij moest zorgen wat voorraad van geld te hebben,
omdat er vele uitgaven zullen kome
|