. Zoo snel
zij kon, was zij naar hem toegeijld en gaf zich verheugd en schuchter
geheel aan hem over. Hij omhelsde haar en drukte zijn lippen op de
hare, die zijn kus zochten.
Ook zij had den geheelen nacht niet geslapen en hem den geheelen langen
morgen verwacht. De ouders stemden volkomen toe en waren gelukkig in
haar geluk.
"Kom mee naar mama," zeide zij en greep zijn hand. Hij vermocht een
geheele poos niets te zeggen, niet omdat hij vreesde door woorden de
diepte zijner gevoelens te kort te doen, maar veeleer, omdat telkens,
als hij spreken wilde, tranen zijn stem verstikten. Hij greep haar
hand en kuste ze.
"Is dit werkelijkheid?" vroeg hij met doffe stem. "Ik kan het in het
geheel niet vatten, dat jij mij bemint!"
Zij lachte tevreden bij dit "jij" en over de schuchterheid, waarmede
hij haar beschouwde.
"Ja!" zeide zij langzaam, vol beteekenis: "Ik ben zoo gelukkig."
Zonder zijn hand los te laten, ging zij met hem het salon binnen. De
vorstin begon, toen zij haar zag, snel adem te halen, daarop te
weenen en terstond weer te lachen; toen ijlde zij hem te gemoet,
kuste hem en bevochtigde zijn wangen met tranen.
"Dus alles tot een goed einde! Ik verheug er mij over. Ik houd veel
van u!"
"Vlug gegaan!" zeide de oude vorst, trachtende onverschillig te
schijnen; maar Lewin bemerkte, toen hij zich tot hem wendde, dat ook
zijn oogen vochtig waren.
"Dat heb ik lang en nimmer iets anders dan dat gewenscht," zeide hij,
Lewins hand grijpend: "Ook toen, toen deze dwaze...."
"Papa!" riep Kitty uit en hield hem den mond met haar hand dicht.
"Nu, dan zal ik niet ..." zeide hij; "ik verheug mij ... boven mate
... ach, wat ben ik dom."
Hij omhelsde Kitty, kuste haar gelaat, haar hand en bekruiste haar.
Een nieuw gevoel van genegenheid voor dezen hem anders vreemden man
werd in Lewin opgewekt, toen hij zag, hoe teeder en lang Kitty zijn
vleezige hand kuste.--
De vorstin was de eerste, die alles bij zijn naam noemde en hun
gedachten op de practische levensvragen vestigde. Dit kwam allen in
het eerste oogenblik recht zonderling en onaangenaam voor.
"Wanneer wilt ge de verloving ingezegend en afgekondigd hebben? En
laat ons overleggen, wanneer de bruiloft kan gehouden worden. Wat
dunkt u, Alexander?"
"Dat moet hij bepalen," zeide de oude vorst en wees op Lewin. "Hij
is daarbij de hoofdpersoon."
"Wanneer?" vroeg Lewin blozend; "als u mij vraagt, dan wensch ik
vandaag het inzegenen en morgen de br
|