y was weggereden, gevoelde Lewin zich zoo verlaten, door zulk
een onrust aangegrepen en door zulk een ongeduldig verlangen om de
uren tot den eerstvolgenden dag zoo snel mogelijk te dooden, om haar
maar weder te zien en zich dan voor immer met haar te vereenigen,
dat hij voor deze veertien uren, die hij nog zonder haar moest
doorbrengen, als voor den dood vreesde. Het was hem een behoefte,
met iemand samen te komen en te praten om den tijd te verdrijven. Het
aangenaamst gezelschap was Stipan voor hem, maar deze reed, zooals hij
zeide, naar een soiree, maar in werkelijkheid naar het ballet. Lewin
vond nog slechts zooveel tijd om hem te zeggen, dat hij gelukkig
was en dat hij veel van hem hield en nimmer, nimmer vergeten zou,
wat hij voor hem gedaan had. Stipan had niets geantwoord, maar zijn
schitterende oogen en zijn lachend gelaat toonden, dat hij dit gevoel
wist te waardeeren, dat hij wist, dat dit gevoel verhevener was dan
alle woorden--en zoo drukte hij hem geroerd de hand.
Toen Lewin van Darja Alexandrowna afscheid nam, zeide zij, nadat
zij hem gefeliciteerd had: "Wat ben ik blijde, dat gij het met Kitty
gevonden hebt; men moet oude vriendschap in waarde houden."
Deze woorden deden Lewin onaangenaam aan. Dolly kon onmogelijk
begrijpen, hoe alles bij hen verheven en voor haar onbereikbaar was.
Zoo nam Lewin afscheid van hen, maar om niet alleen te blijven,
sloot hij zich bij zijn broeder aan.
"Waar gaat ge heen?"
"Naar de zitting."
"Nu, als ge er niets tegen hebt, rijd ik mede."
"Waarom niet? Kom, wij rijden heen. Wat is er van daag met je?"
"Wat er met mij is? Geluk is er met mij," antwoordde Lewin en liet
het rijtuigvenster vallen. "Het hindert je toch niet, 't is hier
binnen zoo benauwd. Ja, ik heb geluk. Waarom ben jij niet getrouwd?"
Sergej lachte.
"Ik verheug er mij zeer over. Zij schijnt een uitmuntend meisje...."
"Zeg niets, zeg niets!" riep Lewin uit, greep zijn pelskraag met beide
handen en trok hem over de ooren. "Zij schijnt een uitmuntend meisje,"
waren zulke gewone, eenvoudige woorden, dat zij zijn gevoel volstrekt
niet uitdrukten.
Sergej lachte vroolijk en luid.
"Maar ik mag toch zeggen, dat ik er mij zeer over verheug?"
"Morgen kunt ge dat, morgen, maar nu niets meer! Hoor je? Nu zwijgen!"
Zij reden naar de zitting, en alle menschen, die Lewin daar zag,
kwamen hem goed en beminnelijk voor. Maar de zitting was reeds
om negen uur geeindigd en derhalve zocht Lewin, om de
|