, maar waren elkander geheel vreemd geworden. Alexei
Alexandrowitsch had zich tot regel gesteld, eiken dag zijn vrouw te
bezoeken, opdat de dienstboden geen aanleiding tot verdenking hadden,
maar hij vermeed het 's middags te huis te blijven. Wronsky kwam niet
in Karenins huis, maar ontmoette haar buiten hetzelve en het was haar
echtgenoot bekend.
Deze verhouding was voor alle drie zeer pijnlijk, en geen hunner zou in
staat geweest zijn zoo voort te leven, als niet ieder de verwachting
had gekoesterd, dat deze toestand spoedig zou veranderen. Alexei
Alexandrowitsch verwachtte, dat, gelijk alles, zoo ook deze hartstocht
voorbij zou gaan, dat alle herinnering daaraan vergeten en zijn naam
onbeschimpt blijven zoude. Anna, door wie die toestand was ontstaan
en voor wie hij het kwellendst was, verdroeg hem, omdat zij vast
overtuigd was, dat hij zich spoedig zou oplossen; zij wist wel niet
hoe, maar _dat_ er op een of andere wijze een beslissing zou komen,
hiervan was zij zeker. Ook Wronsky, die zich onwillekeurig door haar
geest liet beheerschen, verwachtte met haar de een of andere van zijn
wil onafhankelijke gebeurtenis, die alle bezwaren zou oplossen.
Tegen het midden van den winter was voor Wronsky een zeer vervelende
week weggelegd. Hij was namelijk aan een buitenlandschen prins
toegevoegd, die gekomen was om de merkwaardigheden van Petersburg te
leeren kennen. Wronsky verstond de kunst van representeeren; hij had
het talent bij het betoon van den grootsten eerbied zijn eigenwaarde
te bewaren en was aan den omgang met soortgelijke hooge personen
gewoon. En toch viel hem nu de vervulling van dezen plicht zeer
zwaar. De prins wilde zich niets laten ontgaan, waarover men hem te
huis zou kunnen ondervragen. Vooral vond hij genoegen in de speciaal
Russische uitspanningen. 's Morgens werden alle bezienswaardigheden
in oogenschouw genomen, 's avonds werden nationale feestelijkheden
bezocht. De prins bezat een, zelfs voor een prins zeldzame gezondheid;
door gymnastiek en goede zorg voor zijn lichaam had hij ze zoo goed
gesterkt, dat hij bij alle inspanning en uitspatting zoo frisch bleef
als een hoen. Des prinsen stokpaardje waren de nationale vermaken. Hij
was in Spanje geweest, had er serenades gebracht en een liaison gehad
met een Spaansche, die op de mandoline speelde. In Zwitserland had
hij gemzen gejaagd; in Engeland had hij in een rooden jachtfrak over
graven en hekken gesprongen en legde tegen een weddenschap tweehon
|