benevelde oogen vestigden zich op Wronsky's
gelaat. Wronsky boog zich en Alexei Alexandrowitsch bracht de hand aan
den hoed en ging voorbij. Wronsky zag, hoe hij zonder nog eenmaal om
te zien in het rijtuig ging zitten, zich zijn plaid en een toneelkijker
liet aangeven en toen wegreed. Wronsky ging den gang in. Zijn voorhoofd
was bewolkt en in zijn oogen glom een trotsch en somber vuur.
"Is dat een toestand!" dacht hij. "Als hij zich nog verdedigen en
voor zijn eer vechten wilde, maar deze erbarmelijke nietigheid! Dit
brengt mij in den toestand van een dief en bedrieger, wat ik toch
niet zijn wil!"--
Sedert zijn bijeenkomst met Anna in den tuin van Wrede waren zijn
inzichten zeer veranderd. Zijn eerzuchtige gedachten waren op den
achtergrond getreden, hij besefte, dat hij uit dien kring was geraakt,
waarin alles zich naar vaste regels bewoog; daarom gaf hij zich nu
geheel aan zijn neiging over en deze kluisterde hem sterker en immer
sterker aan haar.
Hij trad haar kamer binnen.
"Neen!" riep zij uit, toen zij hem zag, en de tranen kwamen haar in de
oogen: "Neen, als het zoo voortgaat, zal het nog veel vroeger komen!"
"Wat, melieve?"
"Wat? Ik wacht en kwel mij hier, een uur, twee uren.... Maar neen,
ik wil niet, ik kan niet met je twisten! Je zult wel niet vroeger
hebben kunnen komen! Neen, ik wil niet verwijten."
Zij had haar beide handen op zijn schouder gelegd en zag hem een
geruimen poos diep, verrukt, uitvorschend in de oogen.
XXI.
"Gij hebt hem dus ontmoet?" vroeg zij, nadat zij aan de tafel was gaan
zitten, die door de lamp werd beschenen; dat is er een straf voor,
dat je te laat zijt gekomen."
"Ja, maar hoe is dat gekomen? Hij moest toch bij de zitting zijn?"
"Hij is daar ook geweest, maar al weer teruggekeerd om nu ergens
anders heen te rijden. Maar spreek daar niet van. Waar zijt gij
geweest? Altijd bij uw prins?"
Zij kende alle bizonderheden van zijn leven. Hij wilde haar verhalen,
dat hij den geheelen nacht onrustig geweest was en daarom den tijd
had verslapen, maar toen hij haar opgewonden, gelukkig gelaat zag,
schaamde hij zich daarover. En hij zeide, dat hij had moeten uitgaan
om de afreis van den prins te melden.
"Maar nu is toch ook alles ten einde? Hij is dus vertrokken?"
"Goddank, ja, nu is alles ten einde. Gij kunt niet denken, hoe
onuitstaanbaar het mij was."
"Waarom dan? Dat is toch het gewone leven van u jonge mannen
allen!" antwoordde zij met gefronst
|