e wenkbrauwen en begon, zonder
Wronsky aan te zien, met zekere opmerkzaamheid uit een haakwerk,
dat op tafel lag, de haakpen los te maken.
"Ik heb dat leven al lang opgegeven," zeide hij, verwonderd over de
verandering in haar gelaat. "En ik beken," voegde hij er lachend bij,
"in deze week heb ik mijn leven als in een spiegel gezien, en dat
was voor mij volstrekt niet vleiend."
Zij hield het haakwerk in de hand en beschouwde hem met een bizonder
fonkelenden, bijna vijandigen blik.
"Heden morgen heeft Lisa mij bezocht.--Zij ontziet zich nog niet mij
te bezoeken in weerwil van Lydia Iwanowna," voegde zij er bij--"en
die heeft mij van je Atheensche avondfeest verteld. Wat zijn dat
voor afschuwelijkheden?"
"Ik moet je zeggen...." Maar zij viel hem in de rede: "Was dat dezelfde
Therese, die je vroeger gekend hebt?"
"Ik wilde je zeggen...."
"Hoe afschuwelijk zijt gij mannen! Kun je u dan in het geheel
niet voorstellen, dat een vrouw dat niet kan vergeten? Vooral een
vrouw niet, die je tegenwoordig leven niet kan kennen. Wat weet ik
daarvan? Wat heb ik vroeger er van geweten? Slechts dat, wat gij er
mij van verteld hebt. En waardoor weet ik, dat ge mij steeds de volle
waarheid hebt gezegd...?"
"Anna, ge beleedigt mij! Gelooft ge mij dan niet? Heb ik u niet gezegd,
dat ik geen gedachte heb gekoesterd, die ik u niet medegedeeld heb?"
"Ja, ja!" zeide zij, met den wensch, haar opwellingen van jaloerschheid
tegen te gaan. "Maar als je slechts wist, hoe zwaar het mij is! Ik
geloof, ik geloof je.... Wat wilde je ook zeggen?"
Maar hij kon zich dat niet meer herinneren. Deze aanvallen van
ijverzucht kwamen in den laatsten tijd meermalen over haar, en hij
bespeurde dit met schrik; hoezeer hij zich dit ook wilde ontveinzen,
koelden zij toch zijn liefde af, al wist hij ook, dat ze slechts uit
liefde voor hem ontstonden. Hoe dikwijls had hij vroeger tot zich
zelf gezegd, welk een geluk het moest zijn haar liefde te bezitten;
en nu beminde zij hem, zooals slechts een vrouw kan beminnen,
voor wie de liefde het geheele leven is, en toch was hij nu verder
van alle geluk verwijderd, dan destijds, toen hij haar naar Moskou
nareisde. Destijds hield hij zich voor ongelukkig, maar het geluk
wenkte hem in de toekomst, thans bemerkte hij, dat het beste geluk
reeds achter hem lag. Degene, die hij in den eersten tijd had leeren
kennen, was zij niet meer; lichamelijk en geestelijk was zij veranderd
en niet in haar voordeel. Welk een
|