hem niet," zeide Wronsky. "Als hij nog na uw verklaring
geheel met je gebroken of mij tot een duel uitgedaagd had--maar hoe
hij dezen toestand kan verdragen, begrijp ik niet. Men kan het hem
toch aanzien, dat hij er onder lijdt...."
"Hij?" zeide zij lachend--"hij is zeer tevreden."
"Alles kon toch goed zijn.--Waarom kwellen wij allen ons?"
"Slechts hij niet. Ken ik dan deze geveinsdheid niet, waarvan hij
geheel doortrokken is? Kan een man, die slechts eenig gevoel bezit,
leven met een vrouw, zooals ik voor hem ben? Kan men met haar spreken
op welwillenden toon? Neen, dat is geen man, geen mensch, maar slechts
een pop. Buiten mij weet dat niemand. O, was ik in zijn plaats, ik
had al lang zulk een vrouw gedood, in stukken gescheurd in plaats van
haar nog ma chere Anna te noemen en op vertrouwelijken toon tot haar te
spreken. Dat is geen mensch, maar een politieke machine. Hij begrijpt
het niet, dat ik uw vrouw ben en dat hij daarnaast een vreemdeling,
een geheel overtollige is.... Maar spreken wij er niet meer van."
"Dat is niet recht van u, melieve," zeide Wronsky, om haar neder
te zetten. "Vertel mij liever, wat u deert; wat is dat voor een
ongesteldheid? Wat zegt de dokter? Maar het is zeker in 't geheel
geen ziekte, als ik juist vermoed? Het is slechts in uw toestand
gelegen? Wanneer zal het dan zijn?"
De spotachtige schittering in haar oogen verdween en werd vervangen
door een anderen, stillen, weemoedigen glimlach ontstaan door de
kennis van datgene, wat hem nog onbekend was.
"Spoedig, spoedig! Gij zegt, dat onze toestand pijnlijk is en spoedig
moet ophouden. Als gij wist, hoe zwaar het mij is, wat ik geven wilde
om u vrij en openlijk te kunnen beminnen! Dan zou ik mij zelf niet
kwellen en ook u niet door mijn ijverzucht.... En dat zal spoedig zijn,
maar niet zoo, als gij vermoedt...."
En de gedachte aan datgene, wat komen zoude, stemde haar zoo treurig,
dat haar de tranen in de oogen drongen en zij niet verder vermocht
te spreken.
"Ik wilde het u in het geheel niet zeggen, maar ge dwingt er mij
toe. Spoedig, zeer spoedig zal zich alles oplossen en wij allen zullen
tot rust komen en ons niet meer kwellen."
"Ik begrijp je niet...." zeide hij.
"Je vraagt: wanneer? Spoedig! Maar ik zal het niet overleven ... val
mij niet in de rede...." En zij haastte zich voort te gaan: "Ik weet
het zeker. Ik zal sterven en verheug mij er over, dat ik sterven zal
en u van mij bevrijden...."
De tranen vloeiden
|