et Dolly,
die alles opmerkte, toescheen, alsof zij wilde weenen. Zij bloosde,
verbleekte, bloosde weer en verwachtte hem met bevende lippen. Hij trad
op haar toe, boog zich en reikte haar zwijgend de hand. Hadden haar
lippen niet getrild en had een vochtig waas haar oogen niet beneveld,
dan had haar lachje kalm kunnen schijnen, terwijl zij tot hem sprak:
"Wij hebben elkander in langen tijd niet gezien!" en met een wanhopig
besluit drukte haar koude hand de zijne.
"U heeft mij niet gezien, maar ik u wel!" antwoordde Lewin, terwijl
hij van geluk straalde. "Ik heb u gezien, toen u van het station naar
Pokrowka reed."
"Wanneer?" vroeg zij verwonderd.
"U reed naar Pokrowka," antwoordde Lewin, die gevoelde, dat het geluk
zoozeer zijn hart overstroomde, dat hij er bijna in stikte. "En,"
dacht hij: "hoe heb ik met dit fijn gevoelend wezentje iets kunnen
verbinden, dat niet volkomen onschuldig is? Ja het schijnt waar te
zijn, wat Dolly gezegd heeft."
Stipan Arkadiewitsch nam hem bij de hand en geleidde hem naar Karenin.
"Zeer aangenaam de bekendschap te vernieuwen," zeide Karenin koel en
drukte Lewin de hand.
"Hoe? reeds met elkander bekend?" vroeg Stipan verwonderd.
"Wij hebben op reis drie uren te zamen in een waggon gezeten,"
antwoordde Lewin lachend.
"O zoo! Maar ik verzoek u," zeide Stipan en wees in de richting
der spijszaal.
De heeren traden binnen en begaven zich naar de tafel voor het tweede
ontbijt, waarop zes verschillende soorten van wotki en even zooveel
verschillende soorten van kaas, kaviaar, haring en conserven benevens
borden en wittebrood gereed stonden.
Door de nabijheid van den geurigen wotki en de verwachting van den
maaltijd werd het gesprek over de Russificeering van Polen tusschen
Kosnischew, Karenin en Peszow gestaakt.
"Deze kaas kan ik u aanbevelen. Verkiest u?" zeide de gastheer. "Doet
ge nu weer aan de gymnastiek?" wendde hij zich tot Lewin en bevoelde
met de linkerhand diens spieren. Lewin lachte, kromde den arm en
onder Stipans vingers vormde zich een veerkrachtige ronding als van
kneedbaar staal, voelbaar door het fijne laken van den jas.
"Wat een Simson!"
"De berenjacht vereischt wel een groote kracht?" meende Alexei
Alexandrowitsch, die van zulk een jacht een zeer onduidelijk begrip
had. Lewin lachte.
"Volstrekt niet. Een kind kan een beer nederleggen," antwoordde hij
en maakte met een lichte buiging voor de dames plaats, die met de
gastvrouw bij het buffet kwa
|