booze, onbehagelijke trek, die haar
geheel ontsierde, lag zooeven, toen zij van die tooneelspeelster sprak,
op haar gelaat. Hij zag haar aan, zooals iemand een door hem geknakte
en spoedig verwelkte bloem aanziet; de vroegere schoonheid, om welke
hij haar geplukt had, was niet weder te vinden. Maar in weerwil dat
hij, zooals hem toescheen, nu geen liefde meer voor haar gevoelde,
was hij zich toch bewust, dat hun verbintenis een onbreekbare was.
"Nu? Wat wildet gij mij ook van den prins vertellen? Ik heb nu
dezen demon verbannen," voegde zij er bij. Demon noemde zij haar
ijverzucht. "Waarom viel het je zoo zwaar met hem?"
"O, volstrekt ondragelijk," antwoordde Wronsky. "Bij nadere
kennismaking won hij vooral niet. Men zou hem kunnen vergelijken bij
een schoon, goed gemest stuk vee, dat op de tentoonstelling den eersten
prijs bekomt. En dan is zijn beschaving ook van een bizonderen aard;
men ziet, dat hij slechts deshalve beschaafd is om het recht te hebben
alle beschaving, met uitzondering van dierlijk genot, te verachten."
"Maar gij allen bemint die dierlijke genietingen," merkte zij aan en
weder zag hij dien donkeren blik, die hem vermeed.
"Gij neemt hem dus in bescherming?" vroeg hij lachend.
"Ik verdedig hem volstrekt niet; mij is hij geheel onverschillig;
maar ik bedoel, als je zelfs niet van deze genietingen hieldt, had ge
u kunnen laten verontschuldigen. Maar het verschafte u een genoegen
Therese in Eva's kostuum te zien."
"Daar is hij toch weer, de demon," zeide Wronsky, terwijl hij haar
op tafel liggende hand greep en ze kuste.
"Ja, maar ik kan niet anders. Je vermoedt niet, wat ik heb doorgestaan,
terwijl ik op je wachtte. Ik ben niet jaloersch; ik geloof in u, als
ge bij mij zijt, maar als je ergens anders uw voor mij onbegrijpelijk
leven leidt...."
Zij keerde zich van hem af, bevrijdde eindelijk de haakpen uit het
werk, haastig werd het eene vakje aan het andere gelegd en snel
en zenuwachtig bewoog zich de fijne rechterhand in de geborduurde
manchette. "Nu, alzoo ontmoette je Alexei Alexandrowitsch," deed zich
plotseling op eenigszins onnatuurlijken toon haar stem hooren.
"Wij stieten in de deur op elkander."
"En hij heeft je zoo gegroet...?" Zij zette een lang gezicht, legde
de handen ineen, sloot half de oogen, en Wronsky zag plotseling in
haar schoon gelaat dezelfde uitdrukking, waarmede Karenin hem gegroet
had. Hij lachte en ook zij lachte vroolijk, van ganscher harte.
"Ik begrijp
|