t den broeder zijner vrouw. Hij nam den hoed af
en wilde verder rijden, maar Stipan Arkadiewitsch beval den koetsier
stil te houden en ijlde door de sneeuw der straat naar hem toe.
"Nu, maar dat is niet zoo als het behoort, ons volstrekt geen bericht
te geven! En gisteren nog was ik bij Dusseau en lees aan de tafel den
naam van 'Karenin,' maar ik vermoedde niet, dat gij dat zijn kondt;
anders had ik je opgezocht. Hoe verheugt het mij je te zien!" en
Stipan legde den eenen voet over den anderen om de sneeuw er af te
schudden: "Waarlijk, het is te erg, ons in het geheel geen bericht
te zenden!" herhaalde hij en opende het portier.
"Ik ben om zaken hier--ik kon niet," antwoordde Karenin op koelen toon.
"Kom een oogenblik bij mijn vrouw: zij zal u gaarne zien."
Alexei Alexandrowitsch haalde zijn voeten uit den plaid en begaf zich
met Stipan door de sneeuw naar Dolly.
"Wat is dat, Alexei Alexandrowitsch? Waarom gaat gij ons zoo
voorbij?" vroeg Dolly lachend.
"Ik was zeer door ambtszaken gebonden. Ik verheug me zeer u te
zien. Hoe gaat het u?"
"Nu, hoe gaat het onze lieve Anna?"
Karenin mompelde iets onverstaanbaars en wilde heengaan, maar Stipan
hield hem terug en zeide:
"Dolly, vraag hem morgen te dineeren; wij zullen ook Kosnischew
en Peszow vragen om hem met de keur der Moskousche vernuften op
te wachten."
"Derhalve smeek ik je te komen," zeide Dolly; "wij zullen je tusschen
vijf en zes uur verwachten. Hoe gaat het de lieve Anna? Het is reeds
zoo lang geleden...."
"Zij vaart wel," mompelde Alexei Karenin met gefronst voorhoofd. "Het
is mij aangenaam geweest u te zien!" En hij keerde naar zijn rijtuig
terug.
"Dus kom je morgen?" riep Dolly hem na.
Hij antwoordde iets, wat Dolly echter wegens het geraas der rijtuigen
niet verstond.
"Ik kom morgen nog bij je," riep ook Stipan hem na.
Karenin zette zich weer in zijn rijtuig en leunde zoover mogelijk
achterover om niemand te zien en door niemand herkend te worden.
"Een zonderling!" zeide Stipan tot zijn vrouw, en nadat hij op het
horloge gezien had, maakte hij tegen zijn vrouw en de kinderen een
vriendelijke handbeweging en verwijderde zich vroolijk op het trottoir.
"Stiwa! Stiwa!" riep Dolly blozend.
Hij keerde zich om.
"Ik moet voor Grischa en Tania paletots koopen! geef mij toch wat
geld."
"Niet noodig! zeg maar, dat ik het betalen zal!" En hij verdween,
nadat hij vroolijk een kennis had toegeknikt.
II.
De eerst
|