derd
fasanten neder. In Turkije had hij den harem bezocht en in Indie had
hij op een olifant een wandelrit gedaan en nu in Rusland wenschte
hij alle echt Russische gebruiken te leeren kennen.
Wronsky had genoeg te doen om in de opvolging van alle nationale
verrichtingen, die door verschillende personen werden aangeboden,
een zekere orde te brengen. Nu waren er wedrennen en berenjachten,
dan troyka's en Zigeuners en drinkgelagen, waarbij naar Russische
zeden flesschen en glazen werden in stukken geworpen. En de prins
maakte zich met groot gemak de Russische gebruiken eigen; hij
sloeg de presenteerbladen en al wat er op stond in stukken, zette
Zigeunerinnen op zijn knie en scheen te vragen: "Wat nog meer? of is
dit nu het geheele Russische gebruik?" Overigens bevielen van alle
Russische vermaken den prins het meest de Fransche tooneelspeelsters,
de balletdanseressen en de champagne met wit lak.
Wronsky was aan het verkeer met prinsen gewoon, maar deze week--was
het omdat hij was veranderd of omdat hij den prins van al te nabij
zag?--deze week viel hem zijn ambt buitengewoon zwaar. Hij gevoelde de
verplichting om geen oogenblik de houding van gestrenge en hoffelijke
vereering te vergeten; en hij zag, op welk een verachtelijke wijze
de prins zijn landgenooten behandelde, die wel uit hun vel wilden
springen in hun ijver om hem Russische vermaken te doen kennen. Des
prinsen oordeel over Russische vrouwen, die hij voorgaf te willen
bestudeeren, joeg Wronsky somwijlen het rood van den toorn op
het gelaat. De eigenlijke grond echter, waarom de prins hem zoo
onverdragelijk was, was hierin gelegen, dat Wronsky onwillekeurig
in hem zich zelf herkende; en wat hij in dezen spiegel zag, vleide
zijn eigenliefde volstrekt niet; hij was een weinig beduidend, zeer
hoogmoedig, buitengewoon gezond en kleingeestig, zinnelijk mensch,
verder niets; een gentleman voorzeker, dat kon Wronsky niet ontkennen;
tegenover hooger geplaatsten rustig en ongedwongen, eenvoudig en
vrijmoedig tegen zijns gelijken, nederbuigend tegen ondergeschikten.
Evenzoo was Wronsky, en hij had dat tot hiertoe steeds voor een groote
deugd gehouden; maar tegenover den prins was hij de lager geplaatste
en de minachtende nederbuiging tot hem ergerde hem.
"Niets als roastbeef! Is het mogelijk, dat ik ook zoo ben?" dacht hij.
Toen de prins den zevenden dag afscheid nam om naar Moskou te reizen en
hij Wronsky zijn dank had betuigd, gevoelde deze zich van een grooten
|