dschap, en buitendien
was ook de aanbidder van Lisa Merkalow, de oude Stremow, een der
invloedrijkste mannen van Petersburg, een politiek tegenstander en
ambtelijk concurrent van Alexei Alexandrowitsch. Met het oog hierop
had Anna er eerst niet willen heengaan, waartoe zij echter in de hoop
er Wronsky aan te treffen, later had besloten.
Anna kwam vroeger bij de vorstin dan de overige gasten. Op hetzelfde
oogenblik, dat zij er binnen trad, kwam ook Wronsky's knecht, die
met zijn lang uitgekamde bakkebaarden er uitzag als een kamerheer
of procureur-generaal. Hij bleef aan de deur staan, nam de muts af
en liet haar voorbijgaan. Anna herkende hem en wilde hem vragen,
waar zijn heer was, wilde terugkeeren en hem een brief medegeven,
maar zij vermocht het een noch het ander te doen, want reeds hoorde
zij de schel, die haar bezoek aankondigde en in de open deur stond
de lakei der vorstin, wachtend op haar intrede in de kamers.
"De vorstin is in den tuin. Men zal haar dadelijk bericht geven."
"Belieft u wellicht ook den tuin in te gaan?" zoo ontving haar een
andere lakei in de naaste kamer.
Zij verkeerde nog in denzelfden toestand van besluiteloosheid als te
huis, zij wist niet, wat te doen; zij moest blijven, hier, in een
haar vreemd en in haar tegenwoordigen toestand dubbel onaangenaam
gezelschap. Maar zij was in een toilet, dat zij wist dat haar goed
kleedde; zij gevoelde zich niet verlaten, want zij bevond zich in de
gewone, feestelijke omgeving der ledigheid en het was haar hier lichter
dan te huis; zij behoefde hier niet te denken, alles ging van zelf.
"Wat verheug ik mij, dat ge gekomen zijt," zeide Betsy. "Ik wilde juist
een kop thee drinken, maar gij," wendde zij zich tot Tuschkewitsch,
"ga eens met Mascha naar den crocket-ground zien, daar, waar ik het
grasplein heb laten aanleggen.... Zoo zullen we den tijd hebben met
elkander nog wat vertrouwelijk te praten, we'll have a cosy chat, niet
waar?" sprak zij weer tot Anna gekeerd en drukte haar lachend de hand.
"Te meer daar ik niet lang blijven kan. Ik moet noodzakelijk naar de
oude Wrede, ik heb het haar al honderd maal beloofd," antwoordde Anna,
die, hoe oprecht anders van natuur, in gezelschap en vooral nu den
leugen zeer eenvoudig en natuurlijk vond.
"Neen, ik laat u niet gaan, tot geen prijs," antwoordde Betsy en zag
haar daarbij uitvorschend aan. "Werkelijk, het zou mij beleedigen
als ge niet blijft." "Breng de thee in het salon," gebood zij den
wac
|