donker toilet, dat Anna dadelijk
opmerkte en waardeerde, harmonieerde geheel met haar schoonheid. Naar
Anna's smaak was Lisa veel aantrekkelijker dan Sappho. Kort te voren
had Betsy bemerkt, dat zij coquetteerde met den schijn en toon van
een onwetend kind. Maar bij den eersten blik was Anna overtuigd, dat
dit niet juist was. Zij was in werkelijkheid een onwetende, bedorven,
maar aanvallige en zachte jonge vrouw; haar uiterlijk optreden was
geheel aan dat van Sappho gelijk; even als deze, volgden ook haar,
als vastgebonden, twee aanbidders, een jonge en een oude, maar
in haar houding was iets, dat haar boven haar omgeving verhief;
zij had den glans van een echten diamant, te midden van slechte
Boheemsche steenen. Deze glans lichtte uit haar schoone, inderdaad
niet te beschrijven oogen. De matte en toch zoo hartstochtelijke blik
dezer van donkere kringen omschaduwde oogen frappeerde door zijn
oprechtheid. Ieder, die in deze oogen zag, was overtuigd, dat hij
haar geheel moest leeren kennen en lief krijgen. Toen zij Anna zag,
verhelderde een blijde verrassing haar gelaat.
"O, wat verheug ik mij, u te leeren kennen," zeide zij op haar
toegaande; "gisteren, onder den wedren, wilde ik u juist opzoeken,
maar toen was u al weggereden. Ik wilde u zoo gaarne spreken, juist
gisteren. Niet waar? dat was ontzettend?" en zij zag daarbij Anna
aan met een blik, die haar geheele ziel scheen te openen.
"Ja, ik was er in het geheel niet op voorbereid, dat het zoo
aangrijpend zijn konde," antwoordde Anna en bloosde.
Op dit oogenblik stond het gezelschap op en begaf zich naar den tuin.
"Ik ga niet," zeide Lisa en nam naast Anna plaats; "u gaat toch ook
niet. Wie zou nu willen crocketspelen?"
"Ik houd er anders wel van," zeide Anna.
"Hoe maakt u het toch om u niet te vervelen? Als men u aanziet,
gaat iemand het hart open. U geniet het leven en ik verveel mij."
"Hoe kan u zich vervelen? U behoort tot den interessantsten kring
van Petersburg," zeide Anna.
"Het is mogelijk, dat voor hen, die niet tot ons behooren, het leven
nog vervelender is, maar wij, ik tenminste ben in het geheel niet
lustig te moede, altijd verveling, schrikkelijke verveling."
Sappho had intusschen een cigarette aangestoken en ging met haar
beide satellieten den tuin in. Betsy en Stremow bleven bij de
theetafel zitten.
"Hoe kunt ge van verveling spreken?" zeide Betsy. "Sappho vertelde,
hoe goed zij zich allen gisteren bij u geamuseerd hebben!"
"Ach
|