stond driftig op en ging haar te gemoet. Hij zag haar aan,
doch zag haar niet in de oogen, maar hooger, naar haar voorhoofd en
frisuur. Hij reikte haar de hand en noodigde haar te gaan zitten. Anna
zag, dat hij zeer bleek was en dat zijn handen sidderden.
Dat was niet, wat zij had verwacht. Toen zij zich voor deze bijeenkomst
voorbereidde, had zij zich voorgenomen hem aan te klagen en zich te
rechtvaardigen, maar toen zij hem aanschouwde, had zij medelijden
en zij besefte, dat zij dit gevoel noch aan zich zelf noch aan hem
mocht bekennen of doen blijken.
"Ik verheug mij, dat ge gekomen zijt," zeide hij eindelijk, toen hij
zijn bedaardheid herwonnen had en nam aan haar zijde plaats. Toen
wilde hij een paar maal beginnen te spreken, maar nog hield hij zijn
woorden terug. Zij wist niet, wat zij zeggen zoude. En zoo duurde
het zwijgen tamelijk lang.
"Hoe gaat het Serescha?" vroeg hij ten laatste, maar zonder een
antwoord af te wachten, liet hij er dadelijk op volgen: "Ik zal van
daag niet te huis eten; ik moet dadelijk wegrijden."
"Ik wilde eigenlijk naar Moskou vertrekken...." zeide zij.
"Neen, het is zeer goed gedaan, dat ge hier gekomen zijt."
Andermaal ontstond een stilzwijgen. Overtuigd, dat zij over niets
konden spreken, voor zij tot een verklaring waren gekomen, begon
zij eindelijk:
"Alexei Alexandrowitsch," zeide zij, zonder de oogen voor zijn op haar
coiffure gevestigden blik neer te slaan. "Ik ben een schuldige vrouw,
een slechte vrouw, maar ik ben wat ik was, wat ik u onlangs gezegd heb,
en ik ben gekomen om u te zeggen, dat daaraan niets te veranderen is."
"Ik heb u daarnaar niet gevraagd," zeide hij plotseling met beslistheid
en zag haar vol haat recht in de oogen: "Dat heb ik zelf reeds
vermoed."
Onder den invloed van zijn toorn herwon hij al zijn kracht en
beradenheid.
"Maar wat ik u reeds gezegd heb," ging hij met zijn scherpe stem
voort, "dat herhaal ik nog eens: ik acht mij niet verplicht, dat te
weten. Ik wil het ignoreeren. Niet alle vrouwen zijn zoo goed als
gij om zulk een haast te maken met zulk een aangename mededeeling
aan haar man. Ik ignoreer het, zoolang de wereld het niet weet en
mijn naam niet beschimpt wordt. En daarom zeg ik u nu reeds, dat de
verhoudingen tusschen ons dezelfde blijven zullen als tot hiertoe,
en slechts in geval ge u mocht compromitteeren, zou ik maatregelen
moeten nemen om mijn eer te beschermen."
"Maar onze betrekking kan niet de vroegere blijven...
|