ed en terwijl hij hier
nog eens het tusschen hem en zijn vrouw voorgevallene overdacht,
scheen het hem lang zoo donker niet meer toe als te voren.
XII.
Toen Anna den volgenden morgen ontwaakte, waren de woorden, die zij
tot haar man had gesproken, het eerste, waar zij aan dacht, en deze
woorden kwamen haar nu zoo onbedacht, zoo dom en zoo plomp voor. Zij
waren nu echter eenmaal gesproken. En wat was toen geschied? Alexei
Alexandrowitsch was weggereden zonder iets te zeggen.
"Waarom heb ik het Wronsky niet verteld, toen hij hier was? Nog op
het oogenblik toen hij heenging, wilde ik hem terughouden om hem
alles te zeggen!"
Maar zij had zich bedacht, want het moest hem vreemd voorkomen,
dat zij het hem niet dadelijk, op het eerste oogenblik had gezegd.
"Waarom heb ik het hem niet gezegd, zooals ik wilde doen?"
Als antwoord op deze vraag bedekte een gloeiend rood haar gelaat. Zij
moest erkennen, dat zij zich geschaamd had. Haar toestand, die haar
gisteren nog helder en duidelijk was voorgekomen, was haar nu niet
meer zoo helder, maar geheel zonder uitzicht. Zij gevoelde nu angst
voor de schande, waaraan zij vroeger volstrekt niet gedacht had. Bij
de gedachte aan hetgeen haar man doen zoude, maakte zij zich de
verschrikkelijkste voorstellingen. Dacht zij aan Wronsky, dan scheen
het haar, dat hij haar niet meer beminde, dat zij hem reeds lastig was
geworden, dat zij zich hem niet kon aanbieden, en zij gevoelde iets
als vijandschap tegen hem. Het scheen haar, alsof zij de woorden,
die zij tot haar man had gesproken en die zij in den geest gedurig
herhaalde, ten aanhoore van de geheele wereld had gesproken en alsof
de geheele wereld ze gehoord had, en zij had den moed niet hem,
met wien zij nu vereenigd leefde, in de oogen te zien.
De kamenier, die een oogenblik aan de deur had geluisterd, trad nu
binnen. Anna zag haar vragend aan en bloosde verschrikt. De kamenier
bracht het kleed en een briefje van vorstin Betsy. Betsy herinnerde
Anna er aan, dat dien voormiddag Lisa Merkalow en barones Stolz met
haar aanbidders bij haar zouden komen om een partij crocket te maken:
"Kom ook en wees toeschouwster, al is het maar tot studie der zeden. Ik
verwacht u."
"De koffie is gereed en de mademoiselle en Serescha wachten op u,"
meldde Annuschka.
"Serescha? Hoe gaat het Serescha?" dacht Anna plotseling en herinnerde
zich dien morgen voor de eerste maal haar zoontje.
"Hij is ondeugend geweest," antwoordde Ann
|