was nu recht mooi en de vorstin had er ook niets tegen in te brengen,
te minder daar de vrouw des schilders een zeer fatsoenlijke persoon
was en ook de Duitsche prinses Kitty's werkzaamheid met welgevallen
opgemerkt en Kitty den "engel der vertroosting" genoemd had; maar zij
vreesde, dat Kitty het te ver zou drijven. "Il ne faut jamais rien
outrer," had zij haar derhalve gezegd. Maar de dochter antwoordde
niets en dacht slechts in haar hart, dat men op godsdienstig gebied
van geen overdrijving kon spreken; want hoe kon van overdrijving sprake
zijn tegenover een gebod, dat beveelt: als iemand u op de rechterwang
slaat, keer hem ook de linker toe, en als iemand u den rok ontneemt,
laat hem ook den mantel?
IV.
Nog voor het sluiten van het badseisoen keerde vorst Tscherbatzky bij
de zijnen terug. Van Karlsbad was hij nog naar Baden-Baden en Kissingen
getrokken om daar eenige kennissen te begroeten, en weer, zooals
hij zeide, volop Russischen geest in te ademen. De beschouwingen van
den ouden vorst en van de vorstin omtrent het leven in het buitenland
stonden geheel tegenover elkander. De vorstin prees en bewonderde alles
en trachtte, in weerwil dat zij in het Russische leven was geworteld,
in het buitenland op een West-Europeesche dame te gelijken, wat zij
toch niet was. Zij was een Russische barina, en derhalve moest zij zich
eenigszins geweld aandoen, wat haar dikwijls lastig viel. De vorst
daarentegen vond alles in het buitenland afschuwelijk, hem was het
Europeesche leven een gruwel; hij behield zijn Russische gewoonten
en trachtte in het buitenland nog minder Europeesch te schijnen,
dan hij in werkelijkheid was.
Hij kwam mager, met hangende wangen, maar in de beste luim terug. Deze
verbeterde nog meer, toen hij zag, dat Kitty weer geheel hersteld
was. Evenwel werd hij eenigszins verontrust door het bericht van
Kitty's vriendschap met Warenka en madame Stahl en door de mededeeling
der gravin over de omkeering, die in des meisjes gemoed had plaats
gehad; dit wekte in zijn binnenste weer dat gevoel van ijverzucht op
alles, wat zijn dochter buiten hem belang inboezemde; er beving hem
eenige vrees, dat zijn dochter naar hooger sferen kon ontvlieden,
waar zijn invloed haar niet meer kon bereiken. Maar deze bekommering
versmolt in de zee van goedigheid en vroolijke luim, die steeds zijn
hart vervulde en die nu door het Karlsbader water nog was vergroot.
Daags na zijn aankomst ging de vorst in zijn langen j
|