rvoor heb je dat alles toch gekocht?" vroeg de vorstin haar man
lachende en reikte hem een kop koffie toe.
"Nu, als men zoo ronddrentelt en toevallig in de nabijheid van een
winkel komt, dan wordt men aangeroepen om iets te koopen.
"Doorluchtigheid! Excellentie! Doorluchtigheid!" Nu, als zij
Doorluchtigheid zeggen, dan kan men toch niet anders: tien thaler
zijn weg eer men 't weet."
"Dat komt slechts door de verveling," meende de vorstin.
"Zeker, de verveling! Zulk een verveling, moedertje, dat men niet
meer weet, wat men doen zal."
"Hoe kan men zich hier nog vervelen, vorst?" vroeg Maria Eugenjewna. Er
is toch zooveel belangwekkends in Duitschland."
"Ja, al dat belangwekkende ken ik al. Ik ken de pruimensoep, de
erwtenworst ken ik, alles ken ik."
"Neen, zeg, wat je wilt; maar de Duitsche inrichtingen zijn
interressant," zeide de overste.
"Wat is er interressants? Allen zijn tevreden als de koperen
groschen. Zij hebben allen wat zij wenschen. Moet ik daarom tevreden
zijn? Ik heb niet wat ik wensch en ik weet slechts, dat ik zelf mijn
laarzen uittrekken en ze zelf achter de deur zetten moet. 's Morgens
staat men vroeg op, kleedt zich dadelijk aan, gaat naar de zitkamer
en krijgt wat slechte thee te drinken. Dan is het toch te huis geheel
anders. Men wordt wakker op zijn gemak en men heeft geen haast: men
ergert zich over een of ander, men bromt een beetje, bezint zich dan
eerst ordentelijk, overlegt alles rijpelijk en men overijlt zich niet!"
"Tijd is geld! Dat vergeet u," zeide de overste.
"Welke tijd? Er zijn tijden, waarvan men een geheele maand voor een
halven roebel zou geven, en er zijn zulke, waarvan een half uur met
geen geld te betalen is. Is dat niet zoo, Kathinka? Waarom zie jij
er uit, alsof je de verveling beet heeft?"
"Ik? Volstrekt niet, papa."
"Ik moet naar huis," zeide Warenka en stond op. Zij nam afscheid en
ging in huis om haar hoed te halen.
Kitty volgde haar. Zelfs Warenka kwam haar nu anders voor. Zij
was geen slechtere, maar een andere, dan zij zich tot hiertoe had
voorgesteld. Met de aankomst haars vaders had zich de geheele wereld,
waarin zij tot hiertoe geleefd had veranderd. Zij kon haar eigen
ervaringen niet verloochenen, maar zij besefte, dat zij zich in
zich zelf had bedrogen, toen zij meende datgene te kunnen zijn en
worden, wat zij wilde. Zij kwam tot het besef, hoe zwaar het was,
zich zonder geveinsdheid en pronkerij op de hoogte te handhaven,
waartoe zij get
|