erhalve droog,
de andere hadden pas gekalfd, weder andere waren oud--zoodat niet eens
genoeg boter en melk voor de kinderen aanwezig was. Eieren waren er
ook niet en kippen niet te koop. Slechts eenige oude, loodkleurige,
magere hanen konden geslacht en gekookt worden. Ook aan vrouwelijke
bediening ontbrak het; allen waren bij de aardappels bezig. Uitrijden
kon men ook niet, want het eene paard was kolderig en sloeg den dissel
in stukken. Aan baden was niet te denken, want de geheele oever der
rivier was door het vee vertrapt en aan de zijde van den weg open en
zichtbaar. Men kon niet eens gaan wandelen, want het vee kwam door
de gebroken heining in den tuin en daarbij was een vreeselijke stier,
die brulde en derhalve ook wel stooten zou. Kleerkasten waren er niet;
die er bestonden kon men niet sluiten of sprongen, zoodra men ze
voorbij ging, van zelf weer open. Kookpotten waren er niet te vinden,
in de waschkeuken was geen ketel en in de mangelkamer geen strijktafel.
In plaats van de verwachte rust en ontspanning, vond Dolly eene
volgens haar begrippen verschrikkelijke ellende en geraakte bijna
in vertwijfeling. Zij spande al haar krachten in gevoelde echter de
geheele hopeloosheid van haar toestand en moest zich geweld aandoen
om de opwellende tranen te weerhouden. De opzichter, een voormalig
wachtmeester, dien Stipan wegens zijn schoon en waardig voorkomen uit
zijn vroegere betrekking als portier hierheen had verplaatst, trok
zich Darja Alexandrowna's leed volstrekt niet aan; hij zeide slechts
eerbiedig: "Bij dit afschuwelijk volk is alles mogelijk!" Hij zelf
echter hielp haar in geen enkel opzicht. Haar toestand scheen haar
derhalve hopeloos toe. Maar ook in het huis der Oblonsky's bevond zich
een anders weinig in het oog vallende, maar in hoogen graad nuttige en
gewichtige persoon, namelijk Maria Filimonawna. Zij stelde de barina
gerust, verzekerde, dat alles terecht zou komen, en zonder zich te
overijlen of op te winden, sloeg zij de handen aan het werk. Zij
maakte kennis met de vrouw van den opzichter en zat reeds denzelfden
dag met haar en den opzichter onder den acaciaboom en raadpleegde
met haar onder een kop thee. Weldra vormde zich onder de acacia
onder de leiding van Maria Filimonowna een club, die uit de vrouw
des opzichters, den dorpsoudste en den landhuishoudkundige bestond,
en deze club ruimde allengs alle bezwaren in het leven der barina
uit den weg. Binnen een week was alles dan ook al geschikt. Het
|