j een tafereel,
dat haar hart met blijdschap vervulde en haar de tranen in de oogen
deed komen. De kleine misdadiger zat daar op een vensterbank en naast
hem stond Tania met een bord. Onder voorwendsel, voor haar poppen
een diner te willen aanrichten, had zij van de gouvernante verlof
gevraagd haar portie koek mede naar de kinderkamer te mogen nemen;
maar zij bracht de koek dadelijk naar haar broeder. Deze, nog steeds
voortgaande te weenen en over de onrechtvaardigheid te klagen, at de
koek en zeide snikkend:
"Eet jij ook. Laten we samen eten ... samen ..."
Eerst had het medelijden met haar broeder, toen het bewustzijn harer
goede daad op Tania gewerkt en tranen stonden in haar oogen, maar
zij zeide niets en at haar gedeelte op.
Toen zij hun moeder zagen, waren zij eerst zeer verschrikt, maar toen
zij haar oplettender aankeken, bemerkten zij, dat zij goed hadden
gehandeld, en begonnen te lachen en met den mond vol koekjes wischten
zij zich met de handen de lippen af en besmeerden hun van tranen en
ingelegde vruchten blinkende gezichten.
"O hemel! Het nieuwe witte kleed! Tania! Grischa!" riep de moeder uit
en beijverde zich het kleedje te redden. Maar zij lachte met tranen
in de oogen.
De nieuwe kleederen werden uitgetrokken, de meisjes moesten weer
haar daagsche blouses en de jongens hun gewonen kielen aantrekken;
toen werd de laneika aangespannen--tot spijt van den opzichter weer
met den bruine--om eerst naar het bosch te rijden om paddestoelen
te zoeken en dan naar het badhuisje. Het was niet gemakkelijk, op
alle kinderen tegelijk acht te geven, onder allen de orde te bewaren
en aan alle kousen, broekjes en schoenen te denken, alle banden los
te maken en weer toe te binden; maar voor Darja Alexandrowna was er
geen grooter genot, dan zoo met haar kleintjes te samen te baden,
al die kleine dikke beentjes vast te houden om ze de kousjes af te
trekken, dan deze naakte lichaampjes op den arm te nemen, in het water
te dompelen, hun vroolijk en verschrikt gescheeuw te hooren en deze
naar adem hijgende, plassende cherubims met hun wijd geopende oogen
en angstige en vroolijke gezichten te aanschouwen.
VIII.
Omringd van haar kinderen met natte hoofdjes en zelf met een doek om
het hoofd gebonden, naderde Dolly haar huis, toen de koetsier zich
omkeerde en zeide: "Daar komt een heer aan. Ik geloof, dat het de heer
van Pokrowskaja is." Dolly zag naar buiten en was zeer verheugd, toen
zij Lewins haar zoo w
|