as en met zijn
Russische rimpels en hangende wangen, die door den stijven halsboord
werden gesteund, met Kitty naar de bron. Het was een bizonder
schoone morgen; de bevallige, vroolijke huizen met tuintjes er voor,
de aanblik der dienstmeiden met roode wangen en roode armen, die
vroolijk haar werk verrichtten, en de heldere zonneschijn stemden
hem blijmoedig. Maar hoe meer hij de bron naderde, des te talrijker
werden de zieken, die hij tegenkwam; hun voorkomen scheen hem nog
beklagenswaardiger toe in deze omgeving. De glans en het licht van
dezen Junimorgen, de tonen van het orkest en vooral de aanblik der
gezonde dienstmeiden waren voor hem een droevig contrast met de uit
alle hoeken van Europa hier saamgekomen en zich treurig voortsleepende
lichamen. In weerwil van zijn zelfbewustzijn en een gevoel alsof hij
weer jong was geworden, was het hem toch, toen hij aan den arm van
zijn geliefd kind daarheen stapte, als moest hij zich geneeren om
zijn krachtigen gang en sterke leden.
"Breng mij met uw nieuwe vrienden in kennis," zeide hij tot zijn
dochter. "Ik heb dit afschuwelijk Soden bijna lief gekregen, omdat
het u de gezondheid heeft weergegeven. Maar hoe treurig, hoe treurig
is het hier? Wie is dat?"
Kitty noemde hem alle met haar bekende en onbekende personen, die zij
ontmoetten. Aan den ingang van den tuin kwam de blinde mevrouw Berthe
met haar geleidster hun tegen, en de vorst verheugde zich over de
uitdrukking van teedere ontroering op het gelaat der oude Francaise,
toen deze Kitty's stem herkende. Zij begon hem dadelijk met haar
oneindige Gallische beminnenswaardigheid te overstroomen en hem te
loven, dat hij zulk een prachtige dochter had, die zij een schat,
een parel, een engel noemde.
"Nu, dan is zij de engel nummer twee," zeide de vorst lachend,
"want volgens haar eigen verklaring is mademoiselle Warenka de engel
nummer een."
In de galerij troffen zij Warenka aan, die hen met een rood taschje
in de hand haastig te gemoet kwam.
"Papa is gekomen," zeide Kitty.
Warenka maakte een natuurlijke en eenvoudige beweging, half buiging
half groet, en begon dadelijk vrij en eenvoudig, zooals zij met allen
deed, met den vorst te spreken.
"O zeker ken ik u al, ik ken u zeer goed," zeide hij tot haar met een
lachje, waaraan Kitty met blijdschap bemerkte, dat haar vriendin een
goeden indruk op hem gemaakt had. "Waar gaat dat nu zoo haastig heen?"
"Mama is hier," antwoordde zij tot Kitty gekeerd; "zij heeft d
|