e verhuizen. Dat alles sprak zij zeer eenvoudig
en haastig en met een eigenaardigen glans in de oogen. Hij hechtte
evenwel geen waarde aan haar woorden; hij hoorde ze maar gaf er de
beteekenis aan, die ze werkelijk hadden. Hij antwoordde phlegmatisch
en schertsend. In dit geheele gesprek was niets van beteekenis, maar
in later tijd kon Anna zich nimmer deze korte scene herinneren zonder
een gevoel van kwelling en schaamte.
Serescha kwam met zijn gouvernante binnen. Als Karenin er acht op had
gegeven, zou hem de schuchtere blik zijn opgevallen, waarmede zijn
zoon eerst hem en toen zijn moeder aanzag. Maar hij wilde niets zien
en daarom zag hij niets.
"Ha, jonge man! Hij is gegroeid! Inderdaad, hij wordt al groot. Goeden
dag, jonge man."
Serescha, die reeds altijd tegenover zijn vader bloode was, werd het
nog meer, toen hij als _jonge man_ werd aangesproken en in zijn hoofd
het raadsel nog niet had kunnen oplossen, of Wronsky een vriend of
vijand van zijn vader was. Alsof hij bescherming zocht wendde hij
zich tot zijne moeder. Slechts bij haar gevoelde hij zich op zijn
gemak. Terwijl Alexei Alexandrowitsch met de gouvernante sprak,
lag zijn hand op zijn zoons schouder; dezen was dat zoo kwellend en
pijnlijk, dat Anna bemerkte, dat hij op het punt stond om te weenen.
Anna, die bij het binnenkomen van het kind had gebloosd, nam, toen
zij bemerkte, hoe onaangenaam hij zich gevoelde, Karenins hand van
zijn schouder, kuste hem, geleidde hem naar buiten op het balkon en
kwam toen dadelijk terug. "Het is toch al tijd," zeide zij, naar de
pendule ziende, "waarom zou Betsy niet komen."
"Ja," zeide Alexei Alexandrowitsch en knakte met de saamgevouwen
vingers; "ik ben ook gekomen om u geld te brengen. Men voedert geen
nachtegalen met vertellingen. Gij kunt het wel reeds noodig hebben."
"Neen, ik heb het nog niet noodig ... maar toch...." zeide zij en
bloosde tot de haarwortels toe. "Gij komt toch na den wedren weer
hierheen?"
"Ja zeker," antwoordde hij. "Daar is ook al het sieraad van Pargalewo,
vorstin Twerskaja," voegde hij er bij, terwijl hij door het venster
een eleganten, eenspannigen mandewagen zag voorkomen. "En hoe
elegant! Bekoorlijk! Nu, dan zullen wij ook opbreken."
De vorstin stapte niet uit. Slechts haar bediende in kraagmantel en
zwarten hoed klom af en bleef bij het portier staan.
"Ik ga nu, Adieu!" zeide Anna en kuste haar zoon; toen naderde zij
Alexei Alexandrowitsch en reikte hem de hand: "Het i
|