racht een muziekblad mede. De vorstin had ook den overste
en Marie Eugenjewna met haar dochter uitgenoodigd. Het scheen Warenka
weinig te hinderen, dat zij hier bijna alleen onbekenden aantrof; zij
ging terstond naar de piano. Zij kon zich zelf niet accompagneeren,
maar zij zong zeer goed van het blad. Kitty, die zeer goed speelde,
moest haar begeleiden.
"Gij hebt een buitengewoon talent," zeide de vorstin, toen Warenka
het eerste lied zeer goed had gezongen. Ook Maria Eugenjewna en haar
dochter dankten en prezen haar.
"Zie eens," zeide de overste en wees naar het venster, "welk een
publiek zich daar heeft verzameld."
"Het doet me pleizier, dat het u genoegen geeft," antwoordde Warenka
eenvoudig.
Kitty zag haar vriendin met trotschheid aan. Zij was verrukt over haar
voordracht, haar stem, haar gelaat, maar vooral over haar eenvoudige
nederigheid, waardoor zij zich niets liet voorstaan op haar gave en
volkomen onverschillig scheen voor den toegedeelden lof. Zij scheen
slechts te vragen, of zij nog meer zou zingen, of dat het reeds
genoeg was.
"Was ik in haar plaats," dacht Kitty, "hoe trotsch zou ik er op zijn,
hoe zou ik me over de menigte daar voor de vensters hebben verheugd! En
zij wenschte slechts, niet te mishagen en mama genoegen te doen. Welk
een geest woont er in haar? Wat geeft haar deze kracht om steeds
zoo vrij en rustig te zijn? Dat wilde ik wel eens weten en van haar
leeren," dacht Kitty, terwijl zij Warenka's kalm gelaat beschouwde.
De vorstin verzocht Warenka nog iets te zingen, en Warenka hief een
ander lied aan; zij deed dit even kalm, juist en schoon, terwijl zij
in rechte houding met de magere, ietwat bruine hand de maat aangaf.
Het stuk, dat in het muziekboek volgde, was een Italiaansch lied. Kitty
speelde de inleiding en zag toen vragend Warenka aan. Deze bloosde
en zeide: "Dit willen we overslaan."
Kitty zag haar verwonderd aan. "Nu dan een ander," zeide zij en sloeg
haastig de bladen om. Zij had dadelijk begrepen, dat aan dit lied
een bizondere herinnering was verbonden.
"Neen," antwoordde Warenka en legde lachend haar hand op de noten,
"laten wij het maar zingen." En zij zong het even rustig vast en goed
als de andere.
Toen zij dit lied had gezongen, dankten allen haar nogmaals en toen
werd er thee gedronken. Kitty en Warenka echter gingen naar den
kleinen tuin bij het huis.
"Aan dit lied is zeker een herinnering verbonden?" vroeg Kitty. "Gij
behoeft mij niets te zeggen,
|