troost en vond dien
nergens. Nu kwam die troost van zelf tot haar, doordat zich voor
haar een geheel nieuwe wereld opende, die niets met baar verleden
gemeen had; een schoone, verheven wereld, van welker hoogte af
men kalm op het verleden kon terugzien. Datgene "wat gewichtig
is" werd haar openbaar; het was datgene, wat zij vermoed had;
het gewichtigste was, dat er buiten het instinctive leven, waaraan
Kitty zich tot hiertoe uitsluitend had overgegeven, nog een ander,
geestelijk, voor Kitty begrijpelijk leven bestond. Dit leven ontsloot
de godsdienst, maar een godsdienst, die weinig met den aan Kitty van
jongs af bekenden gemeen had en die zich voor Kitty opende door de
huiselijke godsdienstoefeningen der weduwe, waarbij zich de nader
met haar bevrienden plachten te vereenigen om onder de leiding eens
leeraars bijbelplaatsen te verklaren en het toepasselijke daarvan
aan te wijzen; dat was een begrijpelijke, met het leven verbonden en
van leven doordrongen godsdienst, waaraan men niet slechts geloofde,
omdat het gevorderd werd, maar dien men ook kon liefhebben.
Madame Stahl sprak met Kitty als met een lief kind, dat men als de
herinnering aan zijn eigen jeugd bewondert. Slechts eenmaal had zij
er van gewaagd, dat in alle menschelijke kwellingen slechts het geloof
en de liefde troost aanbrengen en dat wij ons van Christus medelijden
met ons kleinst en nietigst leed verzekerd kunnen houden; toen had
zij terstond het gesprek op een ander onderwerp geleid. Maar uit elke
harer bewegingen, uit elk harer woorden, uit ieder harer, zooals Kitty
het noemde, "hemelsche" blikken, bovenal echter uit de geschiedenis
van haar leven, die zij door Warenka had leeren kennen, uit dat alles
vernam Kitty "wat gewichtig was," hetwelk zij tot hiertoe nog niet
gekend had. Kitty zag in madame Stahl den Christelijken ootmoed en de
zielegrootheid verpersoonlijkt. Maar hoe verheven ook haar karakter
was, hoe roerend haar levensgeschiedenis, hoe zacht en treffend haar
woorden waren en hoezeer ze Kitty ook in geestdrift brachten, deze
zou haar toch niet van harte hebben kunnen lief krijgen, als zij haar
niet al dien tijd met Warenka's oogen had aangezien. En voor Warenka
was haar mama het toppunt van volkomenheid. Kitty had onwillekeurig
in madame Stahl eenige trekken opgemerkt, die haar bevreemden. Zij
had, toen deze eens naar haar familie vroeg, een bijna spotachtigen
glimlach op haar gelaat bespeurd, die haar verwonderde en krenkte. Nog
meer ec
|