Het was een ongelukkige wedren. Van zeventien officieren waren er
acht gevallen of op andere wijze buiten den strijd gesteld. Tegen
het einde van den wedren verkeerden allen in groote opgewondenheid,
die nog toenam, doordat de keizer ontevreden was.
XXVI.
Allen gaven luid hun ontevredenheid te kennen. "Voor een circus
ontbraken hier nog slechts de leeuwen," zeide men, en allen gevoelden
zich zoo ontsteld, dat, toen Wronsky viel en Anna een luiden gil
uitstiet, niemand daarin iets bizonders zag. Maar onmiddellijk daarop
onderging Anna's gezicht een al te vreemde verandering. Zij verloor
haar zelfbeheersching en sloeg om zich als een gevangen vogel; haastig
stond zij op, alsof zij ergens heen wilde gaan, toen wendde zij zich
tot Betsy:
"Laats ons wegrijden! wegrijden!" riep zij uit.
Maar Betsy hoorde niet. Zij sprak juist met den adjudant-generaal.
Alexei Alexandrowitsch trad nu op Anna toe en bood haar hoffelijk
den arm aan.
"Kom, als gij het wenscht," zeide hij in het Fransch. Maar zij
luisterde naar hetgeen de generaal sprak en bemerkte haar man in het
geheel niet.
"Men zegt, dat hij het been heeft gebroken," zeide de generaal. "Het
is afschuwelijk."
Zonder haar man te antwoorden, hield Anna den tooneelkijker omhoog
en zag naar de plaats, waar Wronsky gevallen was; maar het was te
ver en er hadden zich te veel menschen verzameld om iets te kunnen
onderscheiden. Zij liet den kijker dalen en wilde heengaan. Op dit
oogenblik kwam een officier aan galoppeeren en meldde den keizer
iets. Voorovergebogen luisterde Anna oplettend.
"Stiwa! Stiwa!" riep zij haar broeder toe. Maar deze hoorde niet. Nu
wilde zij zelf naar beneden ijlen.
"Als ge heengaan wilt, bied ik je nogmaals mijn arm aan," zeide
Alexei Alexandrowitsch.
Zij wendde zich met afschuw van hem af en, zonder hem aan te zien,
zeide zij: "Neen, neen! Laat mij--ik blijf!" Zij bemerkte nu, dat
van den ongeluksplaats een officier door de menigte naar de tribune
ijlde. Betsy wenkte hem met een doek. De officier bracht de tijding,
dat Wronsky ongedeerd was gebleven, maar dat zijn paard den rug
had gebroken.
Toen Anna dit hoorde, ging zij haastig weer zitten en bedekte het
gelaat met den waaier. Karenin zag, dat zij weende. Zij kon noch
haar tranen, noch zelfs een zucht, die uit haar borst oprees,
weerhouden. Hij plaatste zich derhalve voor haar om haar tijd te
laten eenigszins tot kalmte te komen.
"Voor de derde maal bied ik je m
|