gesprek afbrekend, stond Karenin eerbiedig op
en boog zich diep.
"U neemt geen deel aan den wedstrijd?" schertste de militaire
autoriteit.
"Mijn rennen is zwaarder," antwoordde Karenin eerbiedig. Hoewel dit
antwoord niet veel zeide, zette de militaire autoriteit een gezicht,
alsof hij een zeer schranderen man gehoord en zeer goed de pointe de
la sauce begrepen had.
"Vorstin, op wien wedt u?" hoorde men van beneden de stem van Stipan
Arkadiewitsch zeggen.
"Anna en ik, wij wedden op vorst Kusowlew."
"Ik op Wronsky!"--"Een paar handschoenen!"
"Aangenomen."
"Niet waar? Hoe schilderachtig?"
Alexei Alexandrowitsch had zoo lang gezwegen, als men nabij hem
sprak. Nu begon hij weer: "Ik geef toe, dat de spelen van volwassen
mannen...."
Op dit oogenblik reden de strijders af en elk gesprek werd
gestaakt. Het rijden interesseerde Karenin niet en hij zag derhalve
met zijn matte oogen verstrooid naar het publiek. Eindelijk bleef
zijn blik op Anna rusten.
Haar gelaat was bleek en ernstig. Zij zag blijkbaar niets als hem. Haar
hand hield krampachtig den waaier vast en zij waagde het nauwelijks
adem te halen. Hij zag haar een tijd lang aan, toen wendde hij zich
plotseling af en monsterde de andere gezichten.
"Ja, deze dame en de andere zijn even opgewonden; dat is zeer
natuurlijk," sprak Karenin bij zich zelf. Hij wilde haar niet langer
gadeslaan, maar onwillekeurig keerde zijn blik weer tot haar terug. En
met ontsteltenis las hij tegen zijn wil op haar gelaat datgene,
wat hij niet weten wilde.
Kusowlews val in het water maakte op allen een diepen indruk, maar op
Anna's bleek, van vreugde stralend gelaat zag hij duidelijk, dat hij,
dien zij in het oog had, niet was gevallen. Toen nu Machatin en Wronsky
de barriere waren overgesprongen en een officier, die achter hen
volgde, zoo ongelukkig op het hoofd viel, dat hij terstond dood was,
ging er een kreet van ontzetting door het publiek, maar Anna--dat
zag Karenin--had het in het geheel niet bemerkt en begreep niets
van hetgeen men rondom haar besprak. Hij bespiedde haar nu steeds
veelvuldiger en steeds langer. Hoewel Anna uitsluitend naar den
rijdenden Wronsky zag, voelde zij toch den zijwaarts op haar gerichten
blik van haar echtgenoot. Zij keerde zich eens een oogenblik om,
zag hem vragend aan, fronste licht het voorhoofd en wendde zich toen
weder af.
"Och, het is mij geheel onverschillig," sprak haar houding en van
toen af zag zij hem niet meer aan.
|