krachten bezigde. Hals en schouders waren wit, maar ook aan de manen,
aan den kop en aan de spitse ooren hing het zweet bij droppels en
zij ademde kort en scherp. Maar hij wist ook, dat haar voorraad
van kracht voor de nog ontbrekende zeshonderd meter toereikend zou
zijn. Slechts daaraan, dat hij zich nader bij den grond bevond en
aan een bizondere elasticiteit van beweging bespeurde Wronsky, hoe
zich de snelheid van zijn paard had vergroot. De gracht sprong het
zonder bezwaar over. Het schoot er als een vogel over heen, maar op
hetzelfde oogenblik bemerkte Wronsky tot zijn schrik, dat hij zelf
de beweging van zijn paard niet gevolgd had, maar onbegrijpelijker
wijze zich met een onvergefelijk slechte beweging op den zadel
had laten vallen. Daardoor werd de situatie plotseling een geheel
andere; Wronsky zag, dat iets ongehoords was geschied; het was
hem niet duidelijk wat, toen eensklaps dicht voorbij hem de voeten
van Gladiator schemerden en Machatin in den snelsten galop voorbij
suisde. Wronsky raakte met een voet den grond en op dezen voet zonk de
zwaarte van zijn paard. Nog nauwelijks had hij zijn voet vrijgemaakt,
toen ook Froe-Froe reeds zwaar rochelend op zijde viel, en met haar
fijnen met zweet bedekten hals vergeefsche pogingen aanwendde om zich
weer op te richten. Zij lag aan zijn voeten bevende op den grond als
een aangeschoten vogel. Wronsky's valsche beweging had haar den rug
gebroken. Dat vernam hij veel later. Nu zag hij slechts dit eene,
dat Machatin zich snel verwijderde en dat hij alleen wankelend op
den modderigen grond stond en dat Froe-Froe zwaar rochelend voor hem
lag, met den kop naar hem toegekeerd en hem met haar schoone oogen
aanstarende. Nog steeds niet begrijpend, wat er gebeurd was, rukte hij
het paard aan den teugel. Het sloeg om zich als een visch in het net,
trok de voorpooten bijeen, maar, niet in staat zich van achteren op
te richten, sloeg het weder om zich en viel andermaal op zijde. Met
hartstochtelijk ontsteld gelaat, bleek en met sidderende lippen,
sloeg Wronsky het met de sporen onder den buik en begon weer aan den
teugel te rukken--maar Froe-Froe bewoog zich niet, zij drukte den muil
op den grond en zag haar meester met de schoone, sprekende oogen aan.
"A--h!" kermde Wronsky, met de handen naar het hoofd grijpend, "wat heb
ik gedaan! De ren is verloren! En dat door eigen schuld. Beschamend,
onvergefelijk! En dat arme, lieve, te gronde gerichte paard; ach! wat
heb ik gedaan!"
|