n stonden de reusachtige kommen
"slijtpap" wachtend op de lange, ruw-houten tafel te dampen. Als
uitgehongerden vielen de slijters er op aan. Enkele waren zoo moe dat
hun zware oogleden onder het slurpend eten neerzakten.
Reeds een volle week hadden de meesten dag aan dag bij verschillende
boeren "gesleten"; en morgen voor het eerste daglicht zouden zij opnieuw
beginnen...
Noot:
[1] Rootveld.
* * * * *
II.
Toen de oogst veilig opgeborgen in de schuren zat, of ten allen kante
in groote schelven op het kaalgeschoren land stond; toen het tenger
rapenloof begon te kiemen op de wijde akkers waar het gouden koren had
gegolfd; toen stille rust kwam na den zwaren arbeid, en boeren en
boerinnen overal met vroolijke gezichten in hun beste kleeren naar de
kermisdorpen togen, greep het huwelijk op een zacht-zonnigen
September-ochtend plaats.
Alfons' moeder had wel eerst wat geklaagd en gebromd, onaangenaam door
de gebeurtenis in haar bedompt stilleventje van oude, ziekelijke vrouw
verrast; en ook Rozeke's ouders hadden er wat tegen opgezien, omdat het
meisje nog zoo jong was, maar tot feitelijk verzet was 't niet gekomen.
"Zurgt da g'aan de kost komt," had Rozeke's vader gezegd; en Alfons'
oude moeder had slechts een voorwaarde gesteld, maar een streng-besliste:
dat ze de goedkeuring van nicht Begijntje moesten hebben.
Dat was een angst geweest!... Bevend waren Alfons en Rozeke naar het
Begijnhof in de stad gegaan, en als twee schuldigen waren zij voor nicht
Begijntje verschenen.
Doch het was meegevallen. Nicht Begijntje, oud en half verkindscht, had
te nauwernood eenige verwondering laten blijken. Zij had weinig notitie
van Rozeke genomen en eindeloos geklaagd over haar eigen gezondheid, die
den laatsten tijd zoo achteruitging. Zij waren weldra zoo totaal van het
doel huns bezoeks afgedwaald, dat Alfons haar eraan had moeten
herinneren en met trillende stem aan nicht Begijntje gevraagd had of ze
't wel goed vond, dat ze met elkander trouwden.
"Joa ik," had nicht Begijntje geantwoord, "op conditie da g'ulder veur
ulder huwelijk deftig gedroagt en in de zonde van onkuischheid nie 'n
vervalt." En streng had zij Rozeke even aangekeken.
Rozeke had blozend haar oogen neergeslagen, maar Alfons had moed gevat
en plechtig verklaard dat nog nooit iets verkeerds tusschen hen gebeurd
was, en dat het voor hun huwelijk ook niet gebeuren zou.
Daarmee was nicht Begijntje tevreden ge
|