lsnog niet duidelijk uitgemaakt of het beest al of niet veulen in had.
Dons beweerde ten stelligste van ja; Alfons twijfelde. Kneuvels ging bij
't paard, bevoelde 't, twijfelde insgelijks. Vader van Dalen en zijn
zonen zeiden ja noch neen; zij hadden er geen verstand van. Een discussie
ontstond, de boeren werden het niet eens, en de boerinnen, op een afstand,
luisterden en keken met belangstelling. Smul, die in den stal daarnaast
boer Kneuvels paard aan het verzorgen was, werd er eindelijk bij
geraadpleegd om ook zijn advies te geven.
"Of da ze veulen in het!" riep hij op zijn gewone ruwe manier,
onbeschroomd, met een bruusken ruk in de krib der merrie binnendringend;
"'k zal ulder da sebiet goan zeggen!"
Hij legde zijn rechterhand op den rug van het beest, dat dadelijk, als
van angst, onder zijn strakke aanvoeling huiverde, en bevoelde haar
nauwkeurig van onder, met zijn onomzichtige, grove vingers.
Het paard keek schichtig naar hem om, snuivend met wreedglinsterend wit
van oogen.
"He! stille!" riep Smul barsch, en voelde door. De boeren zagen roerloos
toe, in een soort eerbied voor zijn durf en kunde.
Het beest trappelde, drong even, rilde en schudde over gansch zijn huid.
Het keerde even vlug zijn hoofd om en plukte flappend met de lippen aan
Smuls vest.
"Stille dan, nondedzju!" bromde hij, de merrie met een woesten stoot op
zij duwend.
Zij hinnikte even, als uitte zij een klacht, maar stond meteen
onbewegelijk. De boeren glimlachten, stil bewonderend. Ook de boerinnen
zagen met zwijgende bewondering toe. Geen een die durfde om te gaan met
paarden als die Smul; geen een die er verstand van had als hij.
Smul liet zijn hand los en richtte zich op.
"Da peird he zeuveel veulen in as ikke!" orakelde hij ruw, met een
rechten blik op Dons uit de krib komend.
Noch boeren, noch boerinnen moesten om zijn uitval lachen. 't Was ernst,
geen grapje.
"En en en z'es twie kiers van den hijngst gediend!... en en en den derde
kier sloeg ze'r noar!" brabbelde Dons, door Smuls onverwachte, ruwe
bevestiging van zijn stuk gebracht.
"Al ha z'er honder kiers bij geweest en duuzend kiers noar geslegen,
'k zegge da ze nondedzju gien veulen in 'n het!" herhaalde Smul met
toenemenden nadruk.
"Ha da zal nondedzju uitkomen! Ha da zal nondedzju uitkomen of da ze
gien veulen in 'n het!" bromde de oude boer, die begon boos te worden.
Alfons bleef twijfelen. De merrie was hem door Dons verkocht met de
waarborg van het v
|