rt, maar nam het 's middags mede naar de boerderij.
Ook daar begreep geen mensch wat het wel beteekenen mocht. Maar,
aangezien het toch een heilig beeldje was, zou de boer het maar houden,
en het werd in de keuken boven op de schoorsteenlijst geplaatst.
's Anderendaags morgens, toen de boerin beneden kwam en even naar den
schoorsteenriggel opkeek, was het beeldje verdwenen. Dat werd hoe langer
hoe vreemder; zij ondervroeg al de huisgenooten en de knechts en meiden
van de groote boerderij, en allen gaven de stellige verzekering dat zij
geen hand naar 't beeldje hadden uitgestoken. Bij gebrek aan verdere
bewijzen moest de boerin hen wel gelooven, en ieder ging weer naar zijn
werk zonder nog veel aan het beeldje te denken.
Maar nu werd het bepaald een wonder, een mirakel. Het eerste wat Smul
zag, toen hij met ploeg en paarden op den akker kwam, was 't bruine
Lieve-Vrouwbeeldje, hangend precies op de zelfde plaats, aan 't zelfde
takje waar hij het 's ochtends te voren ontdekt had.--Dat heeft mij
niemand voor de grap geleverd, dacht Smul, en 's avonds nam hij weer het
beeldje naar de hoeve mee. Maar hij vertelde 't aan niemand, hij verborg
het in een baalzak en stopte 't zoo weg onder zijn bed, op den zolder
waar hij sliep, boven de paardenstallen.
Toen hij den volgenden ochtend ontwaakte, was zijn eerste zorg haastig
den baalzak te openen. Het Lieve Vrouwtje was weg! Hij liep naar 't
verre akkerland. Het beeldje hing er weer op de zelfde plaats, aan 't
zelfde takje van 't zelfde elzestruikje.--Smul liet het hangen. Het hing
er heel den dag en 's avonds nam hij het ook naar de boerderij niet
mede----
Dien nacht gebeurde iets vreeselijks. Een jong boerenmeisje, dat
tamelijk laat in den avond alleen huiswaarts keerde, werd langs den
eenzamen weg door een landlooper aangerand. Zij vluchtte weg, kwam juist
terecht op dat stuk akkerland, bij de plaats waar 't Lieve-Vrouw-beeldje
in het elzestruikje hing. Daar werd ze verkracht en vermoord!..."
"Och Hiere!" slaakten al de vrouwen. Rozeke zag bleek van schrik en
beefde, haar angstige oogen op den paardeknecht gevestigd. Had hij zelf
niet geprobeerd haar met geweld te nemen, in het koren!...
Maar moeder Van Dalen was verontwaardigd en riep:
"Da was 'n heule slechte Lieve-Vreiwe!"
"'T 'n doet, integendeel," beweerde Smul. "Da was 'n woarschuwijnge van
onz' Lieve-Vreiwe dat er op die ploatse moest gewoakt worden!" En hij
vertelde verder:
"Den boer het er 'n kapell
|