FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121  
122   123   124   125   126   127   128   129   >>  
eren atmosfeer, terwijl Vaprijsken, over de vore gebukt, met vluggen duw zijn spade in de aarde drukte en telkens met een breeden zwaai van vette glinstering een groote kluit van zware blonde klei omkeerde. Rozeke, in huis, of voor het zonnig geveltje, zat stil-gelukkig bij een hoop verstelgoed of werkte aan de luiermand van het verwachte kleintje.... Eens, op een namiddag, tegen avond, terwijl ze daar in de gouden schemering zat, mazend aan kousen, naast het Geluw Meuleken, die de karn aan 't schoonmaken was, hoorde zij een vluggen stap in een geruisch van rokken achter zich naderen; en, toen ze 't hoofd omwendde, stond plotseling mejonkvrouw Anna voor haar. "Och Hier, och God, mejonkvreiwe!" kreet Rozeke, verkleurend van verrassing en emotie. "Dag Rozeke, hoe gaat 't met u?" glimlachte zwakjes jonkvrouw Anna. Zij zag er bleek uit, slechter nog dan op dien wintermiddag, toen Rozeke haar voor 't laatst op het kasteel gezien had. Zij was weer geheel in 't zwart gekleed, als droeg zij rouwkleeren, en haar vermagerd gezicht stond pijnlijk getrokken, met ingevallen wangen en donkere oogen van lijden en angst. Ontroerd was Rozeke opgestaan. "Kom binnen, mejonkvreiwe: zet ou 'n beetsen," verzocht zij het meisje. En met aarzelende stem durfde zij te nauwernood vragen: "Hoe goat 't mee ou? Het ou goed geamezeerd op reize?" "Rozeke," sprak de jonkvrouw, angstig-gejaagd om zich heen starend, zoodra zij binnen waren, "Rozeke, g' hebt mij beloofd dat g' ook eens iets voor mij zoudt doen als het u mogelijk was, en nu kom ik het u vragen." "Zeker, mejonkvreiwe, mee plezier, 'k ben ten ouen dienste, al wa da 'k kan zal ik veur ou doen," beloofde Rozeke. "Is er hier iemand! Kan ons niemand hooren?" vroeg de jonkvrouw, wantrouwig rechts en links omkijkend. "Niemand, mejonkvreiwe, ge meug gerust zijn. Alfons en de knecht zijn op 't land en 't meissen stoat doarbuiten de kirn te kuischen. Moar zet ou, zet ou toch, mejonkvreiwe," drong Rozeke aan. Jonkvrouw Anna zakte neer op een stoel en meteen barstte zij plotseling, als gebroken, in tranen uit, de beide handen voor de oogen. "Ach Hiere toch, mejonkvreiw Anna! Ach Hiere toch! ach Hiere toch!" weeklaagde Rozeke, zelve tot de tranen ontroerd en niet wetend hoe hare vriendin te troosten. "Ge moet mij helpen, ge moet mij helpen, ik kan zoo niet meer blijven leven, ik zal sterven van verdriet," snikte de jonkvrouw. "Ach Hiere wa moe 'k veur ou doen, mejonk
PREV.   NEXT  
|<   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121  
122   123   124   125   126   127   128   129   >>  



Top keywords:
Rozeke
 

mejonkvreiwe

 

jonkvrouw

 

terwijl

 

vluggen

 

tranen

 

binnen

 

plotseling

 

helpen

 
vragen

dienste

 

zoodra

 

geamezeerd

 

starend

 

angstig

 

gejaagd

 

beloofd

 
plezier
 
mogelijk
 
weeklaagde

ontroerd

 

mejonkvreiw

 

handen

 

meteen

 

barstte

 

gebroken

 

wetend

 

verdriet

 
sterven
 

snikte


mejonk
 
blijven
 

troosten

 
vriendin
 
wantrouwig
 
rechts
 

nauwernood

 

omkijkend

 
hooren
 
niemand

iemand
 

Niemand

 

kuischen

 
Jonkvrouw
 
doarbuiten
 

Alfons

 

gerust

 

knecht

 

meissen

 

beloofde