Zij wenkte 't Geluw Meuleken, vroeg haar in stilte of alles veilig was.
"Alles es goed!" knikte fluisterend het meisje.
"Alles es goed, mejonkvreiwe," herhaalde Rozeke.
"Tot woensdag dan," zei de jonkvrouw. "Merci, merci," herhaalde zij nog,
vurig Rozeke's beide handen drukkend; en haastig was ze weg, door haar
bruinen hond gevolgd.
Rozeke, de handen krampachtig van angst in elkaar gekneld, zag haar over
den boomgaard stappen, het achterhekje openen, onopgemerkt in 't veld
verdwijnen. Zij verademde diep en kwam weer in huis.
Aarzelend ging zij naar de binnendeur en klopte zachtjes.
"Ja," klonk stil een stem achter de deur.
Rozeke trad binnen en zag hem in het midden van de kamer staan, knap en
slank, met lange blonde snor en warme wangen, de overjas open en zijn
hoed in de hand.
"Wilt g'as 't ou b'lieft nog 'n beetse wachten, meniere?" vroeg zij
schuchter.
"Zeker,... zeker," antwoordde hij; en meteen wenkte hij haar bij zich,
de gesloten rechterhand tot haar uitgestoken.
Zij begreep dat hij ook haar iets geven wilde en trok zich instinctmatig
terug, verlegen fluisterend:
"Nie nie, meniere, 'k 'n doe ik dat doar niet veuren."
"Toetoet, toetoet, kij moet aanvaard," drong hij aan; en met geweld
bijna stopte hij haar een bankbiljet van honderd frank in de hand.
"Ha moar meniere toch!" kreet zij verschrikt, vuurrood van schaamte, met
een plotseling gevoel van zelfverwijt, alsof zij iets heel leelijks had
gedaan.
Hij glimlachte over haar ontzetting, ging in zijn zak en stak opnieuw de
hand tot haar uit. Zij wilde vluchten.
"Kij heb ook een knecht niewaar?" vroeg hij kalm.
"Joa w' meniere, moar 't en es oprecht nie neudig," zei ze bevend....
"Toetoet, toetoet!" drong hij weer aan; en hij dwong haar ook een
twintigfrankstuk voor Vaprijsken te aanvaarden.
"O meniere," sprak Rozeke eensklaps ernstig en angstig, terwijl zij hem
het goudstukje poogde terug te geven, "'t es veel beter da w' hem
doarbuiten houen zeulank of dat er hij niets van 'n mirkt"
"Hewel, 't is goed, geef hem dan de stuk als gij 't moment gekom denkt,"
zei hij.
Zij dankte en haastte zich weg.
Weer liep zij naar den buitendrempel en wenkte naar het Geluw Meuleken,
die nu in de wagenloods verscholen op den uitkijk stond.
"Nog 'n beetse wachten, bezinne!" riep 't meisje halfluid. "De kinders
komen van de schoole!..."
Daar kwam inderdaad een kleine bende: drie jongens en twee meisjes,
spelend met knikkers, over de
|