Zij liepen even wandelend door de straat, belangstellend
kijkend naar de versiering der huizen en naar de opschriften der
transparanten, en kwamen eindelijk wachtend op het kerkplein staan,
onderling lachend en elkander groetend, complimenteerend en Fransch
babbelend, in een drukke, schitterende groep van pret en weelde.
Eensklaps bomde echoend in de verte een kanonschot, en een lang Aah!...
van opgejaagde verwachting steeg uit de woelend op elkaar gepakte
menigte. Meteen begonnen de feestklokken op den kerktoren triomf te
luiden. De wettelijke huwelijks-plechtigheid, die op het kasteel zelf
plaats zou hebben, was nu voltrokken, de stoet zette zich in beweging
naar de kerk.
De krioelende menigte drong op elkaar, reikhalsde en joelde. Vrouwen
kwamen met stoelen buiten en gingen er recht overeind op staan, kleine
jongens klauterden op de muren, hingen als wanstaltig-groote vruchten in
de takken van de boomen rondom het kerkplein, en uit alle dak-en-zolder-
vensters staken hoofden. Rozeke, met haar linkerhand aan de deurpost van
een huis geklemd, stond reikhalzend op een wiebelend voetbankje.
En ginds, heel in de verte, over de blonde en paarse golving der velden,
kwam het eindelijk aan: een groote, geel-grijze stofwolk, waaruit af en
toe, als 't ware weerlichtend, korte flikkering van felle kleur opschoot...
een chaos, die zich langzaam aan vervormde en uitbreidde tot een langen,
schitterenden praalstoet: vaandrig te paard, met schel-wapperende, wit-
en-roode vlag aan 't hoofd, ruiters met witte broeken en met roode sjerpen
in lange dubbele rij daarachter; en eindelijk de rijtuigen: een lange,
lange file prachtrijtuigen, met heel aan 't eind de staatsie-koets der
bruid, lakei en koetsier in rood-en-geel livrei met witte ruikers en met
lange, wit-bebloemde zweep, die als een pijl van zilver witte vonken schoot
in 't gouden zonnelicht. Een eerewacht van een twintigtal ruiters sloot den
stoet.
Rozeke stond van ontroering op haar wiebelend bankje te trillen. O! wat
leek haar dat alles schoon en grootsch en indrukwekkend! Zij werd er
gansch bleek van en het triomfgelui der klokken en het verwijderd
gedreun der kanonnen bonsde tot in haar ziel terug. Toen hoorde zij de
verre juichkreten en de schetterende jubelklanken der muziek bij den
ingang van het dorp; zij rekte zich nog eens uit zooveel zij kon en
haastte zich dan naar de kerk, waar het reeds vol was van nieuwsgierige
toeschouwers, rechts en links van de breede, me
|