end, zonder zijn werk te
staken.
"Joa 't, kom-e kier hier."
Hij naderde, schalks glimlachend in zijn gelen baard, en ook zijn lichte
blauwe oogjes lachten, alsof hij een grapje verwachtte.
"Kijk, da es ne cadeau veur ou, van den jongen baron."
En zij reikte hem het schitterend goudstuk toe.
"Alweere!" schertste hij, zonder het stukje aan te nemen.
"Ge'n wil het nie, geleuf ik," lachte zij.
Hij kreeg een lichte kleur over zijn gele wangen. Zijn tong keerde
langzaam in zijn mond de pruim tabak eens om, en hij spuwde, de oogen
flikkerend, wantrouwend-ongeloovig nog.
"Ba toet, ba toet," zei hij eindelijk, droog-leuk. "Moar mag ik weten
woarveuren....
"Veur diensten die ge nie bewezen 'n het!" plaagde zij hem, oolijk
glimlachend.
"En es da al?"
"'t Es al. Es 't meschien nie genoeg?"
"'t Es genoeg," zei hij, kalm het stuk aanvaardend. En hij ging er mee
weg.
Verbaasd keek Rozeke hem na. Wat wist hij zich goed leuk en kalm te
houden onder de prettige verrassing! Zeker vertrouwde hij 't nog niet.
Bij de schuur gekomen keerde hij zich om, knipoogde haar met een
hoofdknikje toe en schermde even grappig met zijn beide handen om zich
heen, alsof hij het stukje weggoochelde. Hij deed of hij het kwijt was,
hij zocht er naar, gek om zichzelf rondtollend als een hond die naar
zijn staart hapt, hij greep het eindelijk weer, als een vlieg, uit de
lucht, stopte het gulzig in zijn mond, slikte met inspanning, haalde
't onder zijn rug weer uit, verborg het eindelijk in zijn vestzak. Toen
ging hij terug naar zijn werk en Rozeke keerde schaterlachend weer in
huis; doch na een poosje zag zij hem, van uit de keuken, het stuk
opnieuw te voorschijn halen, aandachtig er naar kijken en het omdraaien
en eindelijk het Geluw Meuleken, die met een emmer uit den stal kwam,
bij zich wenken.--Even zag Rozeke hem in ernstig gesprek met het meisje,
die herhaaldelijk het hoofd schudde en haar schouders ophaalde en
eindelijk, met moeite haar lachlust bedwingend, naar het woonhuis kwam,
door de wantrouwige blikken van het onthutste Vaprijsken gevolgd.
"Wa het hij ou gevroagd?" zei Rozeke nieuwsgierig, zoodra het Geluw
Meuleken in huis was.
"Of da 'k euk azeu 'n stik gekregen ha. Hij 'n verstoat er hem nie aan!"
lachte 't Geluw Meuleken.
"Ge 'n meug het hem nie zeggen, ge moet hem in den twijfel loaten,"
schertste Rozeke ondeugend.
En zij vermaakten zich beiden nog een heelen tijd om 't leuke grapje,
spottend-spiedend do
|