klanken meer uitbrengen.
Maar plotseling stond zij vastberaden op en liep met haar opgevouwen
schort, waarin de zilverstukken rinkelden, naar de kamerdeur. Zij klopte
aan.
"Ja," klonk schuchter een stem.
Zij opende de deur, en groot was haar verbazing de jonkvrouw alleen in
de kamer te zien staan, haar rechterhand aan den halsband van den
scherp-loerenden en snuffelenden jachthond.
"Woa... woar es meniere!" riep Rozeke.
De jonkvrouw glimlachte; in plaats van geschrikt of angstig, scheen
gansch haar mooi gelaat van kalm geluk te stralen.
"Meneer is weg," antwoordde ze leuk, zich blijkbaar vroolijk makend over
Rozeke's verbouwereerde ontsteltenis.
"Wig! Al woar?" vroeg Rozeke ongeloovig.
"Door 't venster, Rozeke."
"Deur de veister! Och Hier, as z' hem moar nie gezien 'n hen!"
En plotseling, overweldigd door al haar emoties:
"O, mejonkvreiwe, as 't ou belieft," schreide zij, "as 't ou b'lieft,
mejonkvreiwe, 'n komt hier toch mee hem nie mier, 'k 'n kan d'r nie
tegen van d'altroassie! 't zal mijn deud zijn, of de deud van mijn
kiendsjen!"
En hevig snikkend zakte zij op een stoel in elkaar.
"Rozeke," zei de jonkvrouw, zacht naar haar toe komend, en teederlijk
haar mooie handen op Rozeke's schokkende schouders leggend, "het zal
waarschijnlijk wel voor de laatste keer zijn, dat wij hier samen komen.
O, Rozeke, Rozeke, ge weet het niet, maar nu ben ik toch weer zoo
gelukkig! Papa heeft hem geschreven, Rozeke! Ja, kijk me maar verwonderd
aan: het is zoo, en ik ben toch zoo gelukkig! Papa heeft hem geschreven
dat hij hem gaarne nog eens zou willen spreken en hem gevraagd om morgen
op 't kasteel te komen.--O, het zal goed zijn, Rozeke, ik voel het, het
zal goed zijn. Waarom zou papa anders nog schrijven? Ik had het al een
paar dagen gemerkt dat papa en mama beter gezind waren. Zij zullen
eindelijk wel gehoord hebben dat men laster en leugen van Armand verteld
heeft, en wij zullen mogen trouwen. O, Rozeke, Rozeke, wat zullen wij
gelukkig zijn en u altijd dankbaar blijven!--Kijk, Rozeke, dit heeft hij
mij nog eens voor u gegeven, en ook dit voor 't meisken. Gij wordt een
rijk, schoon boerinneken, Rozeke!"
En zacht glimlachend liet zij twee bankbriefjes bij 't zilver in
Rozeke's schoot vallen en stopte haar in de hand een twintig-frankstuk
voor het Geluw Meuleken.
"Kom, Rozeke, schrei nu niet meer. Wees nu ook eens met mij gelukkig!"
Maar Rozeke bleef doorschreien, schreide hoe langer hoe heviger
|