rretje. Rozeke, een frissche kleur van warmte over haar zachte
wangen, hield liefelijk haar hoofdje scheef-geheld, als een bijna nog
kinderlijk jong meisje; bazin Kneuvels' gouden kruis vonkenschitterde
onbewegelijk op haar zwarte borst. En bazin Dons had nu een trek van
vermoeienis en ouderdom op haar getaand gezicht waarin men niet meer zag
het donkere der neergeslagen oogen; en moeder van Dalen, de gevouwen
handen op haar rythmisch op en neer golvend buikje, zat nog stil van
inspanning te hijgen, met twee langzaam neerzijgende zweetdroppels,
rechts en links over haar bolle, heete wangen. Boer Kneuvels en Rozeke's
broeders staarden strak naar de dampende schotels. De ronde, blonde,
blozende La prevelde haar gebed met vlug-bewegende lippen.
"In den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes, amen,"
zei eindelijk hardop boer Dons, terwijl hij weer een kruis sloeg en zijn
dikke pet opzette.
Alle handen ontvouwden zich, maakten het kruisteeken, en weer gingen
alle petten op de hoofden, terwijl de ernstige gezichten, opgelicht, tot
vroolijkheid herleefden.
"Allo jongens, valt er moar aan!" riep moeder van Dalen.
Zij hadden eerst booli[3] met aardappels en worteltjes, en Dons vroeg of
hij maar wilde voorsnijden om het niet koud te laten worden.
Dat was uitstekend. Niemand anders had daar veel verstand van, want
enkel op kermissen, begrafenis-maaltijden en overhaal-feesten aten zij
rund-vleesch. In dikke hompen sneed de oude boer de stukken van elkaar.
Zichzelf bediende hij het eerst, aangezien het toch vlak voor hem stond,
riep hij, en gaf toen de schotel verder door.
Zij aten!... De mannen slokten de groote brokken vettig vleesch, de
heele aardappels, de opgehoopte vorken worteltjes naar binnen. De
vrouwen aten trager, met kleinere beetjes, niet zoo schrokkig. Alleen
met korte, vlugge woorden ging 't gesprek nog even door. Zij hadden geen
tijd om te praten. Wanneer zij niet slurpten en kauwden dronken zij van
hun bier, met lange, gulzige, zuigende, in de keel klokkende teugen.
"Haa!... 't es goed, zille! 't doet deugd!" schreeuwde Dons met
blinkende oogen.
"K ie... ie... ieste kla... asse! 'k moa... oak ou mijn compliment,
be... e... zinne van Doale!" brabbelde Kneuvels tusschen twee slokken.
Smul slikte en schrokte zonder opkijken en ook vader van Dalen had
heelemaal geen tijd tot praten. Hij at zooals hij wrocht: zwoegend,
de schouders scheef van inspanning. Hij kreeg het al spoedig benauwd
e
|