an den heiligen
Tobias moest herinneren; en daarop viel moeder zonder overgang aan 't
proestlachen en dan weer aan het huilen, stikkend in haar woorden en haar
tranen, terwijl haar dik, rond buikje als in struiptrekkende schokken,
tegen Rozeke's corset op en neer stond te huppelen. Dat werkte
aanstekelijk. Ook La kwam huilend van haar zuster afscheid nemen en zoo
deden ook enkele buurvrouwen. Het leek wel of het op een rouwpartij zou
uitloopen, toen eensklaps Vaprijsken met nog twee volle flesschen uit den
_Graeve van Halfvasten_ kwam gerend en schreeuwde dat zij voor het
afscheidnemen nog een laatste dreupelken moesten pakken en pret maken en
lachen in plaats van daar als kleine kinderen te staan schreien.
Alfons en Rozeke werd elk een vol glas in de hand gestopt en om de beurt
kwamen nu allen hun glas tegen die van de trouwers aantikken. Allen
kwamen: ouders, vrienden, buren, in een opgewekten, vroolijken stoet en
wenschten de echtgenooten nog eens voorspoed en geluk. En toen zag
Rozeke, in haar ontroering, plotseling ook Smul naar hen toe komen. Zij
had hem in 't geharrewar met de automobiel niet meer gezien, ze had aan
hem niet meer gedacht, zij wist niet of hij er nog was,... en daar stond
hij eensklaps in de rij met al de anderen voor haar en als in een droom
zag zij hem naderen en op zijn beurt de hand naar een der glaasjes
uitsteken. Zij zag Vaprijsken, die inschonk, even aarzelen en hem met
wantrouwen aankijken, zij hoorde vaag een dof gemor van Alfons en haar
broeders; maar het leek alles als een droom, en 't oogenblik daarna
voelde zij zijn glaasje tegen 't hare tikken en hoorde zij zijn schorre,
heesche stem:
"Proficiat, Rozeke; en gien kwoaje vrienden."
"Proficiat, Ivo," antwoordde zij haast onhoorbaar; en even keek ze naar
hem op.
Zij zag zijn stuursche blauwe oogen, onder de klep van zijn laag-getrokken
pet, als door een waas van droefheid beneveld. Onwillekeurig greep het
haar aan en weer voelde zij iets van medelijden.
Maar hij was reeds bij Alfons en ook bij hem zag zij het glaasje vredig
aantikken en hoorde ze zijn doffe stem:
"Proficiat, Fons, en gien kwoaje vrienden...." waarop Alfons, ook even
instinctmatig, als wist hij in zijn verbouwereerdheid niet goed wat hij
zei: "Proficiat, Ivo, gien kwoaje vrienden," antwoordde en daarop zijn
glas in een teug leeg dronk. Haast tegelijkertijd deed Smul het hem na,
en het leek Rozeke alsof de beide mannen die om haar gestreden hadden,
plotseling
|