el, als 't God belieft," antwoordde zij
neerslachtig.
Ook de baron, haar vader, zag er bekommerd, somber, triestig uit. Hij
ontving hen in hetzelfde kamertje met de bruine kasten en het blauw
porselein waar de jonkvrouw Rozeke ontvangen had, legde Alfons met
gefronste wenkbrauwen de te onderteekenen acten voor, gaf hem het eene
stuk en hield het duplicaat; en zonder verder gepraat, met een
eenvoudig, "ik hoop dat gij op uw boerderij zult welvaren" stond hij op,
ten teeken dat hij de zaak als afgehandeld beschouwde. Voor alle verdere
schikkingen hadden zij zich te wenden tot den dorpsnotaris.
"D'er es verdriet op 't kastiel," merkte Alfons fluisterend op, terwijl
zij door het statig ingangshek in de groote beukenlaan terugkwamen.
Rozeke schudde weemoedig het hoofd.
"Alles hen wat de weireld geven kan en toch nie gelukkig zijn," zuchtte
zij.
* * * * *
Zij, ten minste, waren nu toch wel gelukkig!
Na de vele, vermoeiende en vervelende, maar gelukkig niet langdurige
beslommeringen van overname en inrichting, betrokken zij eindelijk in
het begin van Januari hun dierbaar hoevetje; en dadelijk daarna, op
Driekoningen-avond, had de "overhaal-feeste" plaats.
Alfons en Rozeke hadden de gelukkige kans getroffen bijna alles van boer
Dons, den vorigen pachter te kunnen overnemen. Deze had zich in de goede
jaren "rijkgeboerd" en wilde nu rustig in het dorp, als rentenier, zijn
verdere dagen slijten.
De koeien, de varkens, het paard; het hooi, het stroo en het verdere
voeder; de oogst in de schuur, het vlas op den zolder en de vruchten te
velde; karren, wagens, ploegen, eggen en ander landbouwgereedschap; tot
zelfs een groot gedeelte van het huisgerief en van de meubels: alles was
mogen blijven waar het lag of stond; en als bij tooverslag waren zij aan
't hoofd van een mooi-ingerichte, degelijk-ouderwetsche hoeve, met zware
oude kasten in de kamers, met veel koper, tin en gekleurd-aardewerk
boven op den zwartgerookten schoorsteenmantel van den haard en overal
rondom tegen de bruingerookte wanden van de ruime keuken, net als een
bejaard gezin van deftige, welgestelde boeren, die er hun leven lang
zouden gewoond hebben. Zij hadden alleen te verhuizen gehad hun eigen
klein inboedeltje van moeders huis, hun enkele meubeltjes en kleeren,
hun beetje aardappels en veldvruchten, hun kippen en konijnen. Toch
waren met dat kleinood nog twee groote wagens gevuld, die volgens
traditioneel gebruik
|