ppen.
"Hoe es 't gekomen?" fluisterde Alfons.
"Al mee ne kier, in drei, vier doagen tijd," antwoordde zij op
denzelfden toon.
Fluks helderde een gedachte in hem op. Zou zij een testament gemaakt
hebben? Hij was op 't punt van het te vragen, doch hield zich in, uit
een gevoel van schaamte. Hoe of 't ook was, nu kon er niets meer aan
veranderd worden.
Langzaam en triestig schudde hij 't hoofd en week terug naar de deur.
"D'r 'n es nie mier aan te doen; 't es euk al uit mee heur," murmelde
hij moedeloos.
"All' uren uit," antwoordde stil het jong begijntje.
Zacht opende zij weer de deur voor hem en na een laatsten, weemoedigen
blik op de in elkaar gezonken, witte gedaante, verliet hij het couvent,
tot aan het poortje door het jong begijntje uitgeleid.
Ook nicht Begijntje zou hij nooit in leven meer terugzien.
* * * * *
Acht dagen later, juist op een ochtend dat Alfons klaar stond om nog
eens naar nicht Begijntje toe te gaan, kwam het doodsbericht. Zij was
's avonds te voren zacht ontslapen. Meteen was er een brief van den
notaris, waarbij Alfons, in vervanging van zijn overleden moeder, als
erfgenaam opgeroepen werd.
Noot:
[2] Uitnoodigen.
* * * * *
V.
Zacht-troostend in veel droefheid is de verrassing voor hem die een
toekomst van geldelijke zorgen te gemoet ziet, eenklaps van arm bijna
rijk te worden.
Dit wel eenigszins verwacht, maar toch onzeker geluk viel Alfons te
beurt toen hij, na nicht Begijntje's begrafenis, door den notaris haar
testament hoorde voorlezen. Wel had hij gehoopt dat aan zijn moeder, en
na zijn moeder aan hem, als eenig familielid, iets van nicht Begijntje's
fortuin na haar overlijden zou toekomen; maar vooreerst vermoedde hij
bijlange niet dat ze zoo rijk was en verder verwachtte hij wel dat
nagenoeg het grootste deel van haar vermogen aan het Begijnhof of aan
godvruchtige werken besteed zou worden.
Dit was ook wel gedeeltelijk het geval. De notaris las een vrij lange
opsomming voor: zooveel aan 't Begijnhof, zooveel aan 't begijntje dat
haar jarenlang verpleegd had, zooveel aan meneer de pastoor van het
Begijnhof, zooveel aan de kerk van het Begijnhof; en verder aan de
voortplanting van het Geloof, aan het werk tot bekeering der jonge
Chineezen, aan de congregatie van de Onbevlekte Ontvangenis; en dan nog
zooveel voor haar lijkdienst en gezongen en gelezen missen tot lafenis
harer ziel; maar met
|