dat alles, en erfenis-onkosten en notaris-honorarium
er af gerekend, bleef voor Alfons nog een goede vijftienduizend frank--een
schat voor hem--over.
Het duizelde in zijn hoofd toen hij die ontzettende som hoorde noemen,
en hij werd bleek van emotie toen de notaris een lijvig pak papieren uit
zijn dikke portefeuille haalde en die voor hem op tafel openlegde.
De notaris begon op te tellen:
"Vijf acties Westvloamsche speurwigmoatschappije duuzen frank ieder,
intrest viere per cent, vijf duuzen frank."
Hij vouwde een der stukken open, wees op het couponsblad en zei:
"De loatste coupon es vervallen, van van doag af meugt 'em knippen."
"Wa... wa b' lieft er ou, menier de notoarus?" vroeg Alfons, die nog
nooit een effect gezien had en met verbouwereerdheid staarde op het half
afgeknipt couponsblad."
"Dat de loaste coupon vervallen es, zeg ik, en da g' hem dus van nou af
aan meug knippen as ge wilt; verstoa-je 't?"
"Aha joa joa, c'est ca," antwoordde Alfons, doende alsof hij verstond,
maar eigenlijk niets ervan begrijpend.
De notaris ging verder door:
"Vier acties Depots et Reports, duuzen frank ieder, intrest drei em half
per cent: vier duuzen frank."
Evenals van de andere stukken vouwde hij 't couponsblad open en zei:
"De vervallen coupon es geknipt; de volgende vervalt 1 April."
Alfons, de wangen hooggekleurd, staarde met toenemende verbazing op de
groote vreemde stukken vol dikke letters en lange risten cijfers. Zijn
handen waren klam van transpiratie, zijn wenkbrauwen stonden van
inspanning samengefronst.
De notaris legde de vier effecten boven op de vijf eerste, ontvouwde er
twee andere en ging voort:
"Twie acties Geconsolideerde Schuld, ingeschreven op de greutboek van de
Stoat...."
"Meneer de notoarus as 't ou belieft?" viel Alfons hem plotseling met
ontroerde stem in de rede.
"Menier de notoarus, ge 'n meug het mij nie kwoalijk nemen, moar k'n
verstoa 't niet, k'n kenne die dijngen niet. Es da geld weird, de
pampieren?"
"Of 't geld weird es!" riep verbaasd de notaris, "'t Es geld!"
"Ha moar da ziet er zeu oardig uit, meneer de notoarus! Dat 'n zijn gien
bankbriefkes!"
De notaris barstte in een korten proestlach uit, welken Alfons beschaamd
en ongelukkig als een schuldige deed den blik ten gronde slaan.
"G'n verstoa 't niet, e-woar, mijne vriend? vroeg eensklaps goedig de
notaris.
"Nien ik, menier de notoarus, 'k 'n verstoa d'r niets van," bekende
Alfons, wanhopig de
|