hoofdje golfde en zwenkte zacht met de trage zwenkingen en
golvingen van den borstel mee en met een glimlach van genot keek zij
naar de keurige kronkels van haar netjes uitgevoerd werk. Toen het
eindelijk klaar was zette zij den borstel achter 't houten schut naast
het kleingeruit venster, en even verwonderd dat zij 't oudje nog niet
hoorde opstaan, stak zij weer het binnendeurtje open en riep opnieuw:
"Moeder?... Zij-je wakker? De kaffee es geried!"
Nogmaals geen antwoord. Verwonderd trad Rozeke 't kamertje binnen.
"Moeder?... sloapt-e nog dan?" vroeg zij. En 't kwam haar voor of haar
stem, die weer geen antwoord kreeg, in de halfduistere stilte van het
slaapvertrekje galmde met een vreemden, hollen klank.
"Moeder!... wa..." Eensklaps, door een angstig voorgevoel aangegrepen,
liep zij naar het raampje dat zij openrukte en waarvan zij 't luikje
wegduwde.
De volle ochtendklaarte stroomde 't kamertje binnen en viel als een
vloed van licht op het gelaat van het oud vrouwtje, wasgeel en
onbewegelijk scheefgezakt op 't wit-en-blauw geruite hoofdkussen van
't bed.
"Moeder! moeder! moeder!" gilde Rozeke, eensklaps in doodsangst, zoo
luid zij kon, als om met haar gillen die akelig-roerlooze gestalte
wakker te schudden.
Maar nog steeds gaf het oudje geen antwoord noch verroerde zij zich.
"Moeder! moeder! moeder!" gilde Rozeke nog schriller. En plotseling, als
een gekke, vluchtte zij weg, uit het kamertje, uit het huisje, om hulp
bij de buren.
* * * * *
Oud-moedertje was dood!...
De vrouw uit de buurt, die enkele oogenblikken later met Rozeke in 't
huisje aankwam, ging recht op 't oudje af, keek het strak-gele gezicht
van dichtbij aan, opende de oogleden, die langzaam over de glasachtig-
stijve oogballen weer neerzakten, hief den arm op, die als lood weer
neerviel.... En, zich omkeerend tot Rozeke, die stokstijf, met lijkbleek
gelaat en van schrik uitgezette oogen op den drempel stond zonder te
durven binnenkomen:
"Z' es deud! z' es al stijf en kaud!" zeide zij, meer verwonderd dan
verschrikt.
"Deud!" gilde Rozeke, met wilde oogen en de beide vuisten voor haar
mond.
"Deud, jong; zeu deud of ne stien in de muur," antwoordde de vrouw.
"O! o! wa zal Alfons schrikken!" kreet Rozeke.
"Goa zeg het hem al geiwe; 'k zal hier wachten tot da ge weere komt,"
zei de vrouw.
"Joa... goed... goed..." hikte Rozeke. "'K goa... 'k leupe noar boer
Kneuvels."
Zij holde 't huis
|